VAN VAKMANSCHAP NAAR MEESTERSCHAP

VAN VAKMANSCHAP NAAR MEESTERSCHAP – Kleine canon van de kennisoverdracht

Toen professor en eminent historicus Bruno De Wever vrijdagmiddag 25 maart 2022 het UGent-auditorium Franz Cumont aan de Blandijnberg binnenstapte, genoot hij duidelijk na van het gesprek dat hij met zijn collega’s had gehad over traditioneel aulaonderwijs (hoorcolleges) versus nieuwe vormen van kennistransfer die onder druk van de coronapandemie en de bijhorende maatregelen met versnelde pas terrein aan het winnen zijn. Niet alleen aan deze UGent-vergadertafel maar ook elders steekt eenzelfde discussie de kop op. Zaterdagochtend daarop bevatte de weekendeditie van De Standaard een bijlage van zestien pagina’s onder de uitdagende titel ‘FUTURE OF LEARNING’ met een coverfoto van Jan Schuer, bedenker van het ‘Smart-school’ platform, die “zijn licht laat schijnen op de ‘school van morgen’.

Laat ons toch maar voorzichtig zijn, halt houden en… bierbrouwer Grolsch indachtig zijn. Ruim vier decennia terug kwam die op het idee om zijn schuimend glas bier in handen te geven van ambachtslui allerhande: van – natuurlijk – bierbrouwer over zadelmaker tot instrumentenbouwer. Of – zoals ikzelf – als de analoge zwartwit fotograaf die de magie van de donkere kamer steeds opnieuw beleeft en herbeleeft. ‘Vakmanschap is meesterschap’ volgens Grolsch, in eenzelfde stijl als de ‘Compagnons du Devoir et du Tour de France’, de Franse gildeorganisatie van ambachtslieden en kunstenaars, die stamt uit de middeleeuwen maar die ook in de 21ste eeuw nog steeds actief is, dixit Wikipedia. Maar ook professoren en hun studenten. De universiteitsaula als ‘ambachtelijk atelier’. Zo’n heerlijke gedachte verdient verdieping en leidt misschien tot verheldering.

Ik heb echter de Grolsch-uitdrukking ‘Vakmanschap is meesterschap’ bewust geherformu-leerd tot ‘Van vakmanschap naar meesterschap’. Ten eerste omdat ik die gelijkstelling veel te simplistisch vind: vakmanschap kàn tot meesterschap leiden maar dat is het gevolg van een lang proces en absoluut geen vanzelfsprekendheid. Maar ook met de term ‘vakmanschap’ is het oppassen geblazen. Er zijn al minstens diverse niveaus van vakmanschap: er is het puur technisch vakmanschap (de trapmaker maakt een ingewikkelde draaitrapconstructie die past als een bus wanneer ze op de bouwwerf wordt geïnstalleerd) maar er is ook het ‘vakmanschap’ van de onderwijzer van het eerste leerjaar die zijn leerlingen leert lezen en schrijven (dat zijn leerprocessen die niet enkel puur technisch zijn maar ook appel doen op affectieve, sociaal psychologische en didactische vaardigheden). Er zijn beslist nog andere voorbeelden op te sommen die de diversiteit inzake ‘vakmanschap’ contextueel duiden zonder dat dit wil zeggen dat de ene vorm hoger of lager te kwalificeren valt.

Laat mij stellen dat het proces van kennisoverdracht a.h.w. de verbindingskabel is tussen zender en ontvanger, tussen prof en student. Van de ‘zender’ wordt expertise en competentie verwacht, van de ‘ontvanger’ nieuwsgierigheid en leergierigheid. Zonder een dergelijk spanningsverschil tussen beide polen, komt kennisoverdracht niet in beweging, gaat er niets substantieels van de ene naar de andere pool.

Maar… kennisoverdracht is niet enkel een kwestie van intellectuele ‘bagage’, er is meer nodig. Jammer genoeg is dit surplus moeilijk te vatten want het gaat om een affectieve  factor. Bij de prof gaat dat om betrokkenheid, gedrevenheid, wat ik gaarne omschrijf als begeestering, liever nog als passie. Of… laat mij het nog wat lyrischer omschrijven: naast zijn eruditie in zijn vakgebied, moet de ‘hoog-leraar’ zijn studenten ‘gaarne zien’: natuurlijk geen #me.too-liefde maar wel een uitgesproken liefde voor diegene die kennis wil verwerven, voor het nauwelijks beschreven blad… De subtiele klik die het geeft oog in oog komen te staan met een gevuld maar vooral aandachtig en nieuwsgierig auditorium.

Maar ook de student moet zijn/haar duit in het zakje doen: nieuwsgierigheid heb ik altijd gezien als een uitgangspunt zonder meer. Daar voeg ik echter met volle overtuiging respect aan toe. Respect voor diegene die er mede zijn missie van maakt ‘niet-ingewijden’ in te wijden in zijn of haar vakgebied, om zijn opgebouwde expertise met gulle hand te delen. Om de vragende blik, het luisterend oor te voeden, te onderwijzen, te begeleiden, te gidsen.

M.i. bestaat de transmissiekabel die de hoogspanningsmasten van respectievelijk zender en ontvanger met elkaar verbindt, naast beide zojuist vernoemde intellectuele en  affectieve geleiders, ook nog uit een derde belangrijke slagader. Misschien is die te beschouwen als de grondstroom, om een term te gebruiken die enkele jaren geleden door een politicus gelanceerd werd en die perfect weergeeft wat ik probeer te duiden. Ik zou deze in mijn visie uiterst belangrijke geleider, de ‘humanistische’ component willen noemen. De prof die zich als ‘mens onder de mensen’, als ‘mede-mens’ openbaart en juist hierdoor zijn studenten ‘vormt’. Kennisoverdracht is de voor elk leervak, voor elke leersituatie, voor elke professor unieke bundeling van intellectuele, affectieve en humanistische componenten die kennis-overdracht verheffen van een eerder technische aangelegenheid tot ‘vakmanschap’. Ze maken van ‘onder-wijs’ ook ‘vorming’, waardoor een niet te onderschatten meerwaarde tot stand komt. Het is in feite de persoonlijke ‘signatuur’ van de ‘vakman’ en in sommige gevallen van de ‘meester’, t.t.z. van de vakman die naar het ‘meesterschap’ is geëvolueerd. Daarom blijven bvb. sommige onderwijzers, leerkrachten, professoren wel in onze herinnering bewaard, andere vervagen al het volgend schooljaar…

Wat ik in de voorgaande alinea’s heb geschreven, wil ik als ‘de drie basics’ van kennisover-dracht benoemen. Zonder dit alles, lukt het m.i. niet of blijft het bij een beperkte, deels stuntelige poging. Elk vakmanschap is echter nog lang geen meesterschap. Daar is – gelukkig maar – meer voor nodig. Alvast de niet te onderschatten factor tijd, noem het rijpingstijd. Het leren omgaan met een verrijkende diversiteit aan omstandigheden en doelgroepen opent de weg naar ervaring. De ontwikkeling en verfijning van het vermogen tot empathie biedt inzicht en openheid in gevoelens bij de wisselwerking tussen prof en student. Het vakmanschap dat ik zojuist schetste, kan nu op pad gaan naar meesterschap…

Naast bovenvermelde ‘basics’ zijn er ook ’tools’. Het bord, een stuk krijt, een labo-opstelling, een invulschrift, groepswerk e.d.m. ondergingen een heuse evolutie. Tot en met zaterdag, dag waarop de bijlage ‘FUTURE OF LEARNING’ de weekendeditie van mijn krant in heuse glamourstijl aanvult.  ‘Bedrijven als opleidingsverstrekkers’, ‘digitale toekomst’, ‘hybride leslokalen’, ‘game based learning’ zijn woorden die de koppen sieren om na veertien pagina’s te belanden bij “Hoe kunnen we het onderwijs en bedrijfsleven met elkaar verbinden?” Voeg hier nog video-opnamen en live-streaming als corona-toverwoorden aan toe.

Ongetwijfeld openen nieuwe onderwijstechnologieën nieuwe perspectieven en kunnen zij extra ’tools’ aanreiken die kennisoverdracht ondersteunen. Maar… en hier komt het: wij mogen nooit het fundamenteel onderscheid tussen ‘basics’ en ’tools’ uit het oog verliezen. En daar wringt het schoentje: de euforie over de hedendaagse technologische ontwikkelin-gen doet ons al te dikwijls ‘doel’ en ‘middel’, hoofd- en bijzaak door elkaar haspelen. De technologie overweldigt het in wezen ambachtelijk proces. Er wordt getracht de universele canon van de kennisoverdracht te herschrijven. Captains of industrie en technologie-ticoons trachten via hun netwerken hun items in te lassen. De technologisering tracht haar slag te slaan. Vergelijkbaar met de jaren ’70 uit de vorige eeuw onder impuls van de toenmalige kabinetschef onderwijs en oud-leraar wiskunde Gaston Colebunders toen de klassieke humaniora werd gemarginaliseerd ten voordele van wiskunde, wetenschappen en technologische opvoeding.

Meester-brouwer Grolsch mocht dan wel gepoogd hebben het ambachtelijk vakmanschap in de focus te hebben geplaatst (met zijn schuimend glas bier ernaast), hij dreigt heden ten dage onder de voet gelopen te worden door nieuwe marketeers. De ‘ambachtelijke’ onderwijzers, leraren en universiteitsprofessoren moeten in hun overleg hun krachtigste argumenten op tafel leggen en ze zo nodig met hun vuist kracht bijzetten om door deze mist heen te priemen, om niet onder de voet gelopen te worden door opduikende en alerte  technologische stormrammen.

Het ware ‘meesterschap’ van de prof ligt begrepen in zijn artisanaal vakmanschap, zijn passie en zijn overtuigingskracht waarmee hij de zoekende jonge mens weet te begeleiden. Niets meer maar zeker ook niets minder. En van de student mag met recht en rede ook een even-redige inbreng verwacht worden: de vormende waarde van de diverse etappes van de academische hordeloop.                                                                                                           

 

Hugo De Cnodder, Brugge 27 maart 2022

IK VERLAAT DE AUTOSTRADES VAN DE VRIJMETSELARIJ

“Ik heb de autostrades van de vrijmetselarij verlaten en ben een uitnodigende veldwegel ingeslagen. Ik vlei mij in de berm tussen de bloemen…”

Deze metafoor geeft de ambivalentie van het gevoel weer dat mij na 41 jaar lidmaatschap van onze orde beheerst. Zij synthetiseert bovendien de studie- en reflectiearbeid waarmee ik mij sinds 2014 geconcentreerd heb op twee inwijdingsgenootschappen die in de Lage Landen actief zijn, vrijmetselarij en weefsterarbeid. Zij combineert mijn betrokkenheid en bewogenheid bij dit emancipatorisch project enerzijds met mijn ontgoocheling over wat mensenhanden er na enkele eeuwen van terecht hebben gebracht, anderzijds met mijn woede over de diverse kapingen die werden uitgevoerd om – zeker vrijmetselarij – te instrumentaliseren voor doeleinden waarvoor zij absoluut niet dient. Zij verbergt mijn huiver voor organisaties en ego’s niet maar brengt liever een ode aan de vrijheid van broeders en zusters en hun loges om een eigen traject uit te zetten. Zij fleurt op bij de ontroerende eenvoud van waar het om gaat: in groepsverband mensen proberen meer mens en medemens te laten worden…

Het zou dom zijn een maçonniek testament te ontsieren door er een grieventrommel van te maken en hier en daar een trap na te geven. Veel verstandiger is het wijlen Leo Apostel aan het woord te laten: “Gedurende mijn levensloop als lid van de orde heb ik geschommeld tussen enthousiasme, wanhoop en onverschilligheid. Momenteel geloof ik (nog steeds dankbaar voor de ‘ontmoetingen’ die de vrijmetselaarsorde voor mij heeft mogelijk gemaakt en voor toekomstige generaties zal mogelijk maken) dat een krachtige aanpak nodig is om te verhinderen dat de orde ten onder gaat aan spirituele onverschilligheid van haar leden, het gering engagement, de uiterste moeilijkheidsgraad van haar utopische opdracht en de kleinzielige ruzies uitgelokt door maçonnieke kwezels.” (1984). Of zoals mijn vroegere klasgenoot Ronald Commers het uitdrukt: “Laten we zoals Falk duidelijk trachten te blijven met onszelf. /…/ De afkomst én de bestemming van de vrijmetselarij – waarover wij ons hoofd blijven breken – zijn eenvoudig en oprecht: mensen van goede wil die niet kunnen bogen op adellijke genealogieën, die de gerechtigheid toegewijd zijn, en die het militantisme en het obscurantisme bestrijden in zichzelf en in de wereld. Zelfs wanneer de vrijmetselarij op het einde van de 21ste eeuw niet meer zou bestaan omdat zij zal bezweken zijn onder de tweezijdige furie van militantisme en obscurantisme, dan nog zullen de zeven kaarsen op de kandelaar van het verstand, van de sensibiliteit en van de goede smaak, zijn blijven branden. Blijven branden om te getuigen van het licht dat schijnt in de duisternis van dweepzucht en zelfvoldaanheid.” (2012). Ik onderschrijf zonder voorbehoud hun verwijzing naar het blijvend en wenkend perspectief en plaats uit volle overtuiging mijn handtekening onder volgende 35 jaar oude alinea van Leo Apostel: “Alhoewel de vrijmetselarij bijna dood is (vrees ik), en in de ban van de gerontocratie (macht in handen van de ouderen) of van een onrealistische progressiviteit, geloof ik dat ik nog eens met Lessings ‘Ernst und Falk’ kan besluiten. Elke versnipperde samenleving zal, als reactie tegen haar eigen ontbinding, iets voortbrengen dat, gebruik makend van dezelfde of andere mythen en symbolen, op een of andere wijze een maçonnieke orde is.” (1984)

* * *

“Ik heb de autostrades van de vrijmetselarij verlaten en ben een uitnodigende veldwegel ingeslagen. Ik vlei mij in de berm tussen de bloemen…”

Daarover gaat het op de studie- en ontmoetingsdagen waarvoor wij sinds 2013 het initiatief namen. De veldwegel en de bloemen. Het wenkend perspectief. De inwijding als appel. De begeestering van de beleving. Over vrijheid als noodzaak. Over vooruitgang die slechts mogelijk wordt door relevantieen bereidheid tot vernieuwing en verfrissing. Maar ook over de noodzakelijke verbondenheid van onze tempels in honderden oostens en de hen omringende westens…

Niet over punten en komma’s, toeters en bellen, regalia en titulatuur, reglementen en rechtbanken, vermeende regulariteit en verdoemde irregulariteit. Niet over ego’s en kwezels maar over zusters én broeders, over ingewijden zoals u en ik. Over mensen van bloed, zweet en tranen gekenmerkt door hoop, verwachting en inzet. Ik word zenuwachtig van het niet te stoppen organisatorische gewriemel van verstikkende bodembedekkers die alsmaar uitleggen wat niet kan in plaats van paden naar morgen te hakken in dit oerwoud vol valkuilen en fata morgana’s. Weg met de onzin die versluiert, versmacht, doodt. Weg met grenzen en scheidingslijnen, met mistige antichambres en ondoorzichtige agenda’s. Weg met dweepzucht en zelfvoldaanheid, dixit Commers in 2012. Laten we liever hier en samen een ode aan de ‘bevrijding’ van vrijmetselarij componeren!

* * *

Leve de veldwegels doorheen het maçonnieke landschap met zijn betovering aan vergezichten, aan verrassende plekjes. Met de verrijkende ontmoetingen met duizenden reisgenoten, de bloemen die het boeket zo uniek maken. Met pleisterplaatsen waar mensen elkaar ongehinderd kunnen ontmoeten.

De ONTMOETINGSDAGEN R&T-STC zijn stapstenen in een hopelijk nog lange reeks vergelijkbare initiatieven. Wat in Antwerpen in 2013 begon als ODE AAN DE BROEDERLIJKHEID baande zich een eigen weg van Leeuwarden tot Kortrijk, van Brielle tot Maaseik, hindernissen trotserend, broeders en zusters, vrijmetselaren en weefsters verenigend. Een steeds krachtiger wordend geluid gedragen door een team van broeders en zusters waarin ieder elkaars gelijke is. Vandaar dat hier geen namen genoemd worden. Als het al om ‘iemand’ zou gaan, dan is dat de broeder of zuster die hier nog niet is, niet kon zijn…

Cultureel antropoloog en lid van de Raad van Advies van Ritus en Tempelbouw, Rik Pinxten formuleerde vorig jaar in een THOTH-artikel ‘Het Center of Union als werkwoord’ een vernieuwend uitgangspunt: “Ik denk namelijk dat we voor de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid nagenoeg verplicht zijn om mondiaal te denken, dat wil zeggen om op een verstandige en niet voorin-genomen manier met de enorme diversiteit in de mensheid rekening te houden.” (2020). Ik voeg daar aan toe: idem dito met de maçonnieke diversiteit. Het is al te gek maçonnieke organisaties zichzelf de hemel te horen in prijzen als zouden zij de énige, de échte en dé ware vrijmetselarij ‘worldwide’ zijn. Dat doen kerken in hun missioneringsdrang ook. Rik Pinxten vervolgt: “De Center of Union-idee van de vrijmetselarij kan in dat kader een zinvolle bijdrage zijn aan de toekomst van de mensheid, mits ze gezien wordt als een oefening in het zoeken naar vereniging, en niet als het vinden van de enige oplossing zoals wij in een besloten kringetje ze in huis zouden hebben en die als ‘eenheid’ aan anderen voor te houden. /…/ Een basismechanisme dat de verbinding mogelijk maakt, en ook een rituele vorm geeft aan het begrip Center of Union, lijkt me, is de Broederketen. /…/ Naarmate de Broederketen in de loop van jaren met veel verschillende particuliere groepen kan beleefd worden, is het gevoel van universele Broederketen vermoedelijk meer of duidelijker een weg in plaats van enkel een abstract symbool.” (2020) Dit kan voor de verdere ontwikkeling van vrijmetselarij, voor haar ‘bevrijding’ een vernieuwend perspectief inhouden.

* * *

“Elke versnipperde samenleving zal, als reactie tegen haar eigen ontbinding, iets voortbrengen dat, gebruik makend van dezelfde of andere mythen en symbolen, op een of andere wijze een maçonnieke orde is.” (1984)

De scheuten staan te wachten. Net onder de grond, sommigen nog aarzelend juist erboven. U moet het verband zien. Willen zien. Wie met de neus tegen de etalageruit gedrukt staan, ziet niet goed wat er allemaal te koop is in deze winkel. De kritische beweging van de jaren ’60 heeft niet enkel het gezag in vraag gesteld maar ook de gelijkwaardigheid van mannen én vrouwen op de agenda gezet. Heeft terecht aandacht opgeëist voor de maatschappelijke context. Zowel buiten als binnen vrijmetselarij en weefsterarbeid. Evoluties hebben hun tijd nodig. Het ontstaan van jonge bewegingen – loges zowel als organisaties – ging niet van een leien dak. Struikelstenen en excommunicaties zijn de vrijmetselarij sinds haar ontstaan ruim bekend. “Nie pleuje” zeggen de Gentenaars. “Nooit plooien!” voeg ik er gaarne aan toe.

Zusters en broeders, vrijmetselaren en weefsters, THOTH-hoofdredacteur Willem Verstraaten heeft het mij ooit op het hart gedrukt: “Broeder Hugo, er is dringend nood aan vernieuwende maçonnieke passie.” Gelijk heeft hij! “Hoe mooi is het zo af en toe weer eens te voelen dat vrijmetselarij iets van echt menselijk belang inhoudt, buiten plechtstatelijkheid, regulariteit en ceremonialisme om. Daar blijven we het voor doen.” (2020) schreef hij recent in zijn inleidend cursief onder de niet mis te verstane titel “Van clubfauteuil tot frontloge”.

Dat is de opdracht van vandaag. Zusters en broeders, het is ‘onze’ opdracht. Waarna we ons wijd verspreiden naar onze tientallen loges en hun honderden medebroeders en -zusters om er getuigenis af te leggen van de maçonnieke passie die ons gegrepen heeft en die net zoals de kaarsen van Ronald Commers “blijven branden om te getuigen van het licht dat schijnt in de duisternis van dweepzucht en zelfvoldaanheid.” (2012)

De kracht van een boeket zit in de combinatie en de diversiteit van zijn bloemen, niet in het touwtje rond de stengels. Noch minder in het verpakkingscellofaan. Laat staan in de elegante strik met het kleefetiket van de bloemenverkoper.

Hugo De Cnodder, lid van de Brugse loge ‘VÁCLAV HAVEL’ arbeidend onder LITHOS Confederatie van Loges, 1 maart 2021

RONDETAFEL IN DE AMSTERDAMSE PILSENER CLUB

RONDETAFEL IN DE AMSTERDAMSE PILSENER CLUB ‘DE ENGELSE REET’

Hoe dikwijls heb ik de afgelopen ‘coronatijd’ niet aan mijn grootouders gedacht. En aan de miljoenen mensen die eerst WO1 in werden gesleept en nadien – als zij dachten dat alles terug in een plooi was gevallen – WO2 in werden opgejaagd. Nauwelijks iemand van hen had enig besef van wat hen overkwam: het was zoals het was. Neen, het was véél erger dan wat zij ervan zagen. In tegenstelling tot wij die met urenlange fake en factchecked corona-carroussels draaiende worden gehouden, hadden zij niet het minste overzicht, hooguit wat geruchten of gekraak uit een clandestiene radio onder dikke dekens beluisterd.

Mijn grootmoeder was gebroken toen haar jonge echtgenoot – 22 maand huwelijk beleefden zij samen – wederopgeroepen werd en met een zak vol soldatenspullen aan het station tot verzamelen werd gevorderd. Geen uren tijd om al vrijend maar met tranen in de ogen afscheid te nemen. Inpakken en wegwezen! Nooit zag zij hem terug tenzij vele jaren later aan zijn graf op een verre militaire begraafplaats in de Westhoek. Enkele dagen later vluchtte zij – helemaal in paniek gebracht door gruwelverhalen over de brutaliteit van de oprukkende Duitsers, Nederland in. Een elektrische draad met 2.000 Volt voorkwam dat deze uitwijkelingen terug naar huis konden. Daarvoor moest ‘Bonneke’ tot januari 1919 wachten… Een Amsterdamse slagersknecht uit De Pijp had haar een kind, mijn moeder, gemaakt. Het andere dochtertje haalde een barre winter niet en stierf de dag na haar geboorte in het toenmalige Wilhelminagasthuis. Of wat met die tienduizenden hulpsoldaten uit de toenmalige kolonies die – aardlengtes ver van huis en familie – in het polderslijk spoorwegen aanlegden en greppels groeven? Soldaten hadden nog geen metalen helmen en sneuvelden ten gevolge van hoofdschotwonden, hun bivakmutsen dienden als schietschijven eens ze boven de loopgraven uitstaken. Zij geen helmen, vele zorgverstrekkers nu onvoldoende mondmaskers. Hier en daar snel gewassen schorten uit extra gebouwde ziekenhuiswasserijen.

Toen: geen dagelijkse tv-update van slachtoffers, doden. Geen virologen en andere experten die flippende politici adviseerden wat hen te doen stond zodat gebrek aan politiek en ander leiderschap gecamoufleerd werd. Ook geen apps om aan te geven dat je naast een collaborateur liep. Of sliep. Wel klieklijnen van allerhande makelij. Aan de deuren van de antichambres van macht en gezag geen persconferenties waar leugen en werkelijkheid handig door elkaar gehaspeld werden zodat de kaarten voor het volgende verkiezingsspel zo gunstig als mogelijk kunnen gelegd worden.

Er is niet enkel WO1. Er is ook WO2, corona in de vluchtelingenkampen in het Middenoosten, of in die op de Griekse eilanden, de hekkens van Orban, en… en…

Net voor de grote corona-chaos begon, zat ik in de Amsterdamse bruine kroeg ‘De Engelse Reet’ waar één van mijn medebroeders opwierp dat met de coronacrisis de natuur haar mensheid even een prik had gegeven die wel eens verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben. Dat was zijn hoop. Een week later werden de eerste virtuele vormen van vrijmetselarij boven de doopvont gehouden. Met een kakafonisch koor van pro’s en contra’s. Opnieuw gekrakeel. Zittingen en comparities werden stilgelegd, logegebouwen gingen dicht, kandidaten werden verplicht tot eindeloze wachtrijen voor dichtgespijkerde kamers van overpeinzing. De inktpotten nodig voor persoonlijke testamenten droogden uit. Kaarsen kregen plots een bestaan waarvan zij de duur nooit hadden durven dromen. Ceremoniemeesters zullen de regieaanwijzingen van hun ritualenbundels terug moeten instuderen. Gebouwenbeheerders laten stickers drukken om de niet meer te bezetten stoelen aan te duiden. Tempelcapaciteit wordt misschien gehalveerd, gedecimeerd. Het merendeel van de vrijmetselaren en weefsters behoort omwille van hun leeftijd tot de risicogroep nummer één. Worden vrij metselen en weven risicoberoepen?

Onzekerheid en angst nemen mensen, broeders en zusters, vrijmetselaren en weefsters in hun bezit. Hoe moeten we verder? Geesten scheiden zich: sommigen denken in mogelijkheden, anderen in onmogelijkheden. Zijn de glazen nu half leeg of half vol? Moet de schreeuw naar reglementering, eerder overreglementering in dit perspectief begrepen worden? De mens die eeuwen lang naar vrijheid verlangde en daarvoor streed, smeekt nu overheden om nog enkele alinea’s extra toe te voegen aan het alsmaar slordiger en improvisatorischer wordende draaiboek van deze coronatijden. Tientallen belangengroepen dingen naar de hand van de ‘exit’-scenarioschrijvers.  Ik werd in de jaren ’60 van de vorige eeuw opgeleid met ‘De zelfstandige mens’ en ‘De angst voor vrijheid’ van Erich Fromm als verplichte lectuur, ik was medeoprichter van een loge die weigerde een reglement uit te schrijven omdat zij meende dat conflicten wel met gezond verstand en binnen de tijdsgeest waarin ze zich voordeden, zouden opgelost worden door de leden die er dan deel van zouden uitmaken. Het kan verkeren.

Het is overduidelijk hoe deze ‘prik van de natuur’ menselijke relaties onder druk zet, aantast. Op nog geen twee maand tijd staat alles en iedereen onder spanning. Dat zorgt voor bijkomende verdeeldheid, misverstanden, vooroordelen tussen mensen die reeds zo gegeseld werden door de nieuwe haatpredikers van het voorbije decennium. Toonzettingen in communicatie verschuiven. Net zoals in oorlogstijden zijn beschuldigingen snel geboren. De pragmaticus die zich bewust is van de toestand maar zichzelf via enthousiasme en vertrouwen recht houdt, krijgt te horen “Zie jij dan niet wat hier aan de hand is?” en botst zo tegen de scepticus die verteerd wordt door onzekerheden. Iedereen tracht iedereen mee in het bad van de eigen perceptie te trekken. Wie beschouwend op enige afstand blijft, is snel verdacht.

Ik volg dagelijks nogal wat nieuwsbrieven van dag- en weekbladen. Salvo’s beschouwingen, factchecks en visionaire verklaringen creëren een wervelende chaos die nu juist niet wenselijk is. De mediatisering van de coronapandemie trekt een gevaarlijke spiraal op gang waardoor de noodzakelijke afstand compleet verloren gaat. Twee kranten die hier steevast elke dag in de bus vallen tonen twee verschillende benaderingen: de ene met opzwepende titels en suggestieve foto’s, de andere met nuchtere bijdragen in veel lettertjes en weinig foto’s. Een geslepen politicus biedt met de regelmaat van de klok aan beschikbaar te zijn om crisis, land en – vooral – eigen macht en invloed te ‘redden’. Misschien overleeft de mens wel de coronapandemie maar niet datgene wat sommige mensen die aan de knoppen zitten, ermee doen? Feiten moeten plaats maken voor politieke framing, weloverwogen argumenten voor partijpolitieke: er is – bijna wereldwijd, een minderheid van uitzonderingen te na – een weigering om expertise op een serieuze manier aan bod te laten komen. De rustige vastheid, de didactische helderheid maar vooral hun gevoel voor dosering van de Belgische virologen Marc Van Ranst en Steven Van Gucht staan in schril contrast met de schreeuwerigheid van ministers die dringend willen scoren. Ik ga niet buiten mijn land want dat is sinds kort niet toegelaten. Ook niet meer naar het Nederlandse Sluis waar alles zo goedkoop was: er staan politie-agenten aan de grens om 250 Euro te innen alvorens je rechtsom moet maken. Wij derven thuis de vis van Fieret, de drogisterij van Verlinden en de kop senioren-koffie op een terras. Niemand kan nog stiekum lonken naar de rozige etalages waarin opblaaspoppen uitnodigen een andere schijnwereld te betreden.

Ik verhul het niet en kies ondubbelzinnig voor de Van Ranst – Van Gucht stijl. Bewust van wat zich afspeelt, stap voor stap handelend, stroomversnellingen vermijdend, voortdurend klaar om de nodige flexibiliteit te ontwikkelen uitgezette scenario’s aan de passen aan nieuwe omstandigheden en noodwendigheden en voldoende afstand houdend om niet meegesleurd te worden in een zigzag die onzekerheid, angst en straks chaos maskeert. Het is mijns inziens niet nodig alle scenario’s die achter de hand klaar staan, bestendig te etaleren. Het is nodig om flexibiliteit en veerkracht altijd in standby te hebben. Het is nodig om lucide te blijven en zo te ontsnappen aan de waan van de dag, de meest gevaarlijke draaikolk ter wereld.

De prik van de natuur waarvan sprake aan de ronde tafel in de ‘De Engelse reet’ en die op ultra korte tijd alles op z’n kop zet, ja die uitdaging lijkt me wel wat. Ik durf haast zeggen dat het hoog tijd is dat er een niet te ontkomen uitdaging ons met de neus op de eigen feiten drukt. Net zoals een heldere alinea uit een e-mail die ik ontving: “In deze rare tijden merk ik ook dat sommigen ervan uitgaan dat dit alles alleen maar tijdelijk is en dat we straks wel weer gewoon ‘back to normal’ zullen gaan. Zelf vraag ik me dat ten zeerste af en weet en voel ik eigenlijk ook wel dat zonder meer ‘back to normal’ waarschijnlijk helemaal niet verstandig is. Ik denk eerder dat het verstandig en nodig zal zijn om nu al na te denken over wat we straks juist misschien ook permanent ánders zullen moeten gaan doen. Onze wereld smeekt daar mijns inziens om, want we zijn toch wel echt verkeerd bezig met z’n allen en we trekken daarmee een veel te grote wissel op onze planeet, op elkaar en op onszelf…”

Flexibiliteit, veerkracht en… visie, in die optocht wil ik samen met anderen opstappen.

Ik plaats mijn handtekening zonder verpinken onder “Ik denk eerder dat het verstandig en nodig zal zijn om nu al na te denken over wat we straks juist misschien ook permanent ánders zullen moeten gaan doen. Onze wereld smeekt daar mijns inziens om, want we zijn toch wel echt verkeerd bezig met z’n allen en we trekken daarmee een veel te grote wissel op onze planeet, op elkaar en op onszelf… Dit is natuurlijk generaliserend en er mag niet voorbij gegaan worden aan tal van positieve verworvenheden. Maar hier gaat het in de eerste plaats over onze planeet en haar natuur die beide onder enorme druk staan. Maar het zou kortzichtig zijn de geglobaliseerde markteconomie en het kapitalisme, de wereldwijde armoede en de problematiek onder de recente migratiestromen niet tezelfdertijd op de agenda te plaatsen. De enorme ondermaatsheid van het regerend en zich profilerend politiek leiderschap is onheilsspellend. Wie niet in staat is de scenario’s waarmee vandaag gewerkt wordt, te herdenken, zit gevangen ‘in the box’, wie de visie heeft om ze aan te passen, zo nodig te vernieuwen geraakt misschien ‘out of the box’.

Nogmaals: visie, flexibiliteit en veerkracht zijn onontbeerlijke hefbomen voor een toekomstperspectief.

Een pittige en uitdagende oefening om – in eigen kring – de relevantie van vrijmetselarij en weefsterarbeid aan een serieuze testrit te onderwerpen. Concreet, op het terrein, bij jezelf en je medebroeders en -zusters. Nu doen! ’t Is hoogdringend. Of gaan we ons straks beperken tot het uitdelen van de juiste mondmaskers bij de aanvang van rituele zittingen, het herberekenen van de maximumcapaciteit van onze tempels, hier en daar met een lauw bouwstuk of een artikel in onze ledenbladen als doekje voor het bloeden plaatsend?

Hugo De Cnodder, Brugge, Feest van de Arbeid, 1 mei 2020

DE TOEKOMST VAN MIJN GEREEDSCHAPSKIST

De toekomst van mijn gereedschapskist

 

De toekomst is het land van de hoop, van de verwachtingen, van het verlangen dat er iets moois overblijft na je dood. Maar de toekomst van Vlaanderen waar ik woon en van de wereld waar ik deel van uitmaak, maakt mij angstig.

Ik ben niet blind voor de wijze waarop sinds enkele jaren – na de milleniumwisseling – de aanwezige ‘rechtse grondstroom’ tot een maximum wordt opgepookt. Een ‘greep naar de staat’ is sinds jaren deskundig in opbouw. Politici ontfutselen op sluwe wijze hun mandaat om er vervolgens het hunne mee te doen, de kiezer als leverancier van de verworven invloed en macht aan zichzelf achterlatend… Een netwerk met beslissende knooppunten allerhande evenals haast onmerkbare verbindingen wordt stap voor stap uitgebouwd. Deze tijd staat bol van ‘voorbereidende handelingen’ die subtiel worden ingebracht, wetsvoorstel per wetsvoorstel, legislatuur per legislatuur. Zij worden handig gemotiveerd vanuit diverse referentiekaders zodat hun convergentie slechts duidelijk wordt voor wie de moed opbrengt alles op te lijsten en in overzichtelijke schema’s samen te brengen. Kortom: georganiseerd bedrog.

De politiegarages van mijn geboortestad staan vol semimilitair materieel aangeschaft om terrorisme te bestrijden, bruikbaar als onwillige burgers zich straks verzetten tegen de aan de gang zijnde ontmanteling van sociale woningbouw en andere voorzieningen, van buurt- en opvangcentra voor wie het moeilijk heeft of gewoonweg niet meer meekan. Een handjevol politici schuift de pionnen van hun macht stilaan maar zeker naar het beoogde, finale ‘Schaakmat!’. De wereld van de politiek is verschoven van het openbaar debat naar die van de strategische marketing, psychologische massamanipulatie, trollen en tweets, echte en valse facebook-accounts, frames en fake news. “Macht moet versluierd blijven, mag zich niet zichtbaar te tonen maar moet wel overal ingebed worden” valt duidelijk af te leiden uit uitspraken, houding en gedrag van politici die niets ontzien om de touwtjes in hun handen te krijgen en vervolgens stevig vast te houden.

Tussen nationalisten, communautaristen en regionalisten is de kosmopoliet persona non grata. Hij is verdacht en bijgevolg ongewenst. In een harde, rechtse samenleving waar elite en massa zich alsmaar verder van elkaar verwijderen, waar racisme, discriminatie en armoede schering en inslag zijn, zéker. Gutmenschen, bijstandtrekkers, transmigranten, leeglopers, klimaatspijbelaars, klootjesvolk en andere rauwe scheldnamen worden bedacht voor duizenden die dringend uit de weg van de oprukkende elite moeten worden geruimd. ‘Eine rechte Welle der Gewalt rollt gegen den Staat’ kopt mijn Neue Zürcher Zeitung van 23 juni 2019. Enkele pagina’s verder analyseert Felix E. Müller ‘Warum Populisten das Mittelalter lieben’ en stelt daarbij “Die Serie ‘Game of Thrones’ zeigt die Faszination für das Mittelalter. Bei Rechtsextremen is die Begeisterung für diese Epoche besonders gross und erhält so eine problematische Bedeutung.”

Ondertussen worden sociale voorzieningen één voor één vakkundig uitgekleed. Flexi-jobs creëren een luchtbel in statistieken maar staan in werkelijkheid voor zich institutionaliserende armoede. Het lijkt wel of alles reeds jaren tevoren met extreme precisie was voorbereid en sinds kort systematisch tot uitvoering wordt gebracht. “Ze hebben mijn vader vermoord” roept de vooraanstaande Franse schrijver Edouard Louis uit terwijl hij een vlijmscherp proces maakt van de regerende Franse politieke elite “die vindt dat de armen te rijk en de rijken niet rijk genoeg zijn”. De invloedrijke Franse filosoof en socioloog Didier Eribon laat in zijn ‘Terug naar Reims’ in een autobiografisch verhaal diverse beschouwingen convergeren en plaatst die vervolgens in een veel ruimere sociologische context. Wie zich interesseert voor de richting die een linkse politiek dient uit te gaan om haar maatschappelijke relevantie te hervinden, heeft hier twee aanraders. Ik herken mezelf in de slotalinea van Eduoard Louis: “Vorige maand kwam ik bij je (Louis’ vader, HDC) op bezoek en vroeg je me (Louis zelf, HDC) voor ik vertrok: ‘Doe je nog steeds aan politiek?’ Met de woorden ‘nog steeds’ doelde je op mijn eerste middelbareschooljaar, toen ik me had aangesloten bij een linkse partij en we hadden gediscussieerd omdat jij dacht dat ik problemen zou krijgen met de justitie als ik meedeed aan verboden demonstraties. Ik zei: ‘Ja, meer en meer.’ Je liet een seconde of vier voorbijgaan, keek me aan en zei tenslotte: ‘Je hebt gelijk. Je hebt gelijk, volgens mij zou er eens een goeie revolutie moeten komen.”

In de stad waar ik woon, bezoek ik bij gelegenheid de jonge en enthousiaste loge ‘VÁCLAV HAVEL’ die vanuit haar volle overtuiging ‘Indignez-vous! Verontwaardig u!’ als devies aannam. Een verademing te midden van al te veel maçonnieke zelfgenoegzaamheid en bijhorende toeters en bellen die ik om mij heen ontwaar. Een maçonniek lidmaatschap dat niet vertaald wordt naar de omringende maatschappelijke realiteit, blijft formalistisch kil. Ik kies ondubbelzinnig voor “Ga naar het westen en laat u daar als vrijmetselaar kennen!”. Niet met hoge borst maar door betrokkenheid, bewogenheid en bevlogenheid. ‘Geraakt zijn’ staat voor mij als wezenlijk onderdeel van een maçonniek engagement.

De beweging van de jaren ’60 van de vorige eeuw heeft mij een basis gegeven. Ik ben daar dankbaar voor. Net zoals aan de scholen die ik mocht doorlopen, mijn leerkrachten die dit proces begeleidden. Ik heb mijn leven doorgebracht te midden van mensen die anders leefden, dachten, handelden dan ikzelf maar met wie ik mij verbonden voelde, van wie ik intens van hield. Nog altijd. “De eenvoudigste mensen zijn dikwijls de meest authentieke” is mijn weerkerend inzicht. Ik hou intens van hen, een diepe en oprechte mensenliefde verbindt ons. Waar ik ze ook ontmoet. Een steeds weerkerende drang naar grensoverschrijding in welk verband dan ook, blijkt aan mij vast te kleven. Ook als vrijmetselaar liet ik mij nooit insluiten in één organisatieverband: ik bleef correct maar ging – en ga – verder mijn eigen pad. ‘Een gids op verkenning’, titel van het herdenkingsboek aan wijlen Eric Vanden Berghe, president van het Grootseminarie te Brugge die me als atheïst en vrijmetselaar gastvrijheid, respect en waardering bood, kan ook op mij van toepassing zijn. Eric en ik koesterden elkaars opvattingen.

Een kosmopolitische, of liever nog een universalistische zoektocht naar ontmoeting en verbinding staat haaks op wat heden ten dage wordt opgedrongen en ingelepeld. Openheid van geest en effectieve tolerantie worden bespot en vervangen door een scherp ‘ieder voor zich’. Kerktoren zowel als belfort zijn de teruggekeerde bakens waartegen men zich aanschurkt, parochiehuizen en begijnhoven bepalen de mentale loopruimte eerder dan het panoramisch vergezicht van bergtoppen en stranden. Even ging het anders toen de Berlijnse muur op een onverwachte dag gesloopt werd door burgers die zich niet langer lieten kooien. Vandaag worden metershoge hekken en betonnen muren met verbetenheid opgetrokken om de naar geluk zoekende mens kordaat en hoogtechnologisch ondersteund, de pas af te snijden.

Gelukkig blijft er tegenstroom aanwezig. Burgerinitiatieven bundelen verzet, laten de stem van de basis weerklinken. Soms luid en krachtig, soms erg disparaat en zeer divers van constructie en doelstellingen maar nooit uitgedoofd en versuft. Menselijk verzet moet dikwijls met diep gebogen hoofd door barre tijden gaan maar lijkt onuitroeibaar. Gelukkig maar. Gelukkig is er – evengoed en niet te onderschatten – een tegenstroom, waarvan er een groot publiek in Brussel woont, wroet en wortelt. Je kleinkinderen zijn dankzij wat jij aan de generatie tussen jou en hen in, meegaf, in goede handen. Door met jou tijd door te brengen en de speelse doch meervoudig gelaagde nieuwsgierigheid van hun Opi te beleven, krijgen ze die ook mee. Ik ben fier dat mijn broer niet aan de zijlijn staat maar mee zijn stem en handelen tegen de tirannie van de angst en de onrechtvaardigheid die groeit, laat horen.” schreef mijn broer in een reactie op een ontwerptekst van deze beschouwing.

Is het dan niet begrijpelijk, ja zelfs menselijk dat de toekomst van Vlaanderen en de wereld tot ver daarbuiten mij angstig en onzeker maakt?

Gelukkig merk ik bij mezelf dat de vaandels en spandoeken van weleer nog altijd in mijn hoofd en hart klaar staan. Het ‘Indignez-vous’ van de loge ‘VÁCLAV HAVEL’ beroerde onverwacht maar sterk mijn bewogen- en betrokkenheid. Zoals de vingers van een hand die de harp in een oogwenk tot leven brengen en een hoopvol akkoord kunnen vormen.

Ik ben blij opnieuw wakker geschud te zijn. Door jonge, enthousiaste, oprechte broeders en zusters vrijmetselaren, leden van een loge die nieuwe hoop wekt in het zelfvoldane maçonnieke landschap. Samen met andere zoekende en daardoor vernieuwende loges groepeerden zij zich als ‘LITHOS. Confederatie van loges’ in 2006 opgericht, een poging tot verfrissing binnen de mainstream-vrijmetselarij van ‘gestelde lichamen’. De authentieke kracht van vrijmetselarij en weefsterarbeid is in handen van broeders, zusters en hun loges, niet in die van bredere organisatorische verbanden die hun dienstbaarheid dreigen in te ruilen voor sturing, controle, sanctionering en a-maçonniek stratego.

Wij proberen met onze jaarlijkse cyclus ‘ZATERDAGLEZINGEN VOOR VRIJMETSELAREN’ bij te dragen aan een informeel maar reëel maçonniek elan. Noem het gerust een soort maçonnieke grassroots.” drukte een medebroeder me enkele jaren geleden op het hart. “Wij moeten voortdurend op de uitkijk staan om jonge, maçonnieke raspaarden te ontdekken, te begeleiden en uiteindelijk de vrije loop te geven waardoor zij zichzelf kunnen zijn en blijven. De vrijmetselarij zal pas ten volle kunnen evolueren als haar wortels in de strakke strekkingen uit het verleden verder atrofiëren. Maar die bevrijding kan nog jaren duren en… ze kan ook mislukken!” Ik weet niet of ik zo’n wende nog zal beleven want na 40 jaar lidmaatschap van ‘een orde die in groepsverband probeert mensen meer mens te laten worden’, is het uitkijken mezelf niet

voorbij te lopen. Het is nu wel degelijk tijd om de beschikbare fakkels door te geven aan een nieuwe generatie. Het weiland is aan de jonge raspaarden, laten we ze niet voor de voeten lopen!

Ik heb het oversteken van grenzen steeds uitdagend gevonden. Nieuwe vergezichten, nieuwe mensen, nieuwe geluiden vormen bij elke grensovergang een wenkend en heel dikwijls verfrissend perspectief. Ik was twaalf toen mijn ouders met mij in Amsterdam inscheepten voor een korte reis op een semicargo: Amsterdam, Bremen, Hamburg, Antwerpen. Ik was negentien toen zij een vissershuisje in de Scheldedijk ter hoogte van het Verdronken land van Saeftinge kochten waar nadien een deel van mijn adolescentie zich afspeelde. Héél mijn leven lang stak ik op gezette tijden de grens met Nederland over, leerde er nieuwe mensen kennen, genoot ervan om in een ‘ander’ land mij voordien onbekende perspectieven te ontwaren. ‘Sextant’, het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, verving in de jaren ’60 het seksuele scoutskompas waaraan ik gewend was. Amsterdam, werd mijn voorkeurstad en ik keerde er ontelbare keren terug. Ik deel het enthousiasme dat Russell Shorto uitdrukt in ‘Amsterdam. Geschiedenis van de meest vrijzinnige stad ter wereld’. In 2010 maakte ik in De Roode Hoed te Amsterdam kennis met de Nederlandse maçonnieke stichting ‘Ritus en Tempelbouw’. Nederlandse broeders en zusters bieden mij sindsdien mogelijkheden waaraan ik voordien zelfs nog niet eens aan had durven denken. Een herbronning die nog altijd verder loopt.

Soms heb ik de indruk in Vlaanderen te wonen maar in Nederland te leven. Gewezen NRC-hoofdredacteur en Vlaming van origine Peter Vandermeersch geeft ‘Ik zou zo graag van jullie willen houden. Een Vlaming op zoek naar Nederland’ als titel mee aan zijn boek. Ik moet geen poging ondernemen, ik draag de Nederlandse dagen, maanden, jaren uit mijn leven op handen en hoop dat dit als een rode draad door mijn resterende levensjaren blijft doorlopen. Brutaal gezegd: Nederland bood wat Vlaanderen onthield. Het tolerante vrijzinnig protestantisme overstijgt in ruime mate het gebeten antiklerikalisme tegenover de katholieke kerk. De comparitiecultuur van de Nederlandse loges getuigt van maçonnieke volwassenheid en staat in schril contrast met de praktijk van ‘spreekbeurten’ hier te lande. Sorry, maar zo is het nu eenmaal.

Enkele jaren geleden stak ik een andere grens over en vond een derde plek waar ik mijn resterende levenstijd wil blijven komen: Zwitserland. Ik ontdekte er niet enkel indrukwekkende landschappen maar vooral een maatschappij gebaseerd op waarden die elders verloren gaan: hoffelijkheid neemt er de plaats in van het gebulder van populisten elders in de wereld, ingebouwd respect voor minderheden vervangt de sluwheid en de grofheid waarmee meerderheden en tirannieke ego’s her en der hun wil opleggen, respect – zowel individueel als collectief – voor de verworvenheden van de Zwitserse samenleving en haar leden staat in schril contrast met de eigengereidheid, de brutaliteit en het egoïsme dat overal de kop opsteekt, een traditie van neutraliteit houdt dit land zo ver als mogelijk van oorlogszucht, opportunisme en arrogant eigenbelang à la ‘America first!’. Zwitserland functioneert zoals de uurwerken die men er maakt: met uiterste precisie. Zwitserland, mijn derde grote liefde. Fijnmechaniek voor een samenleving. Ik zal bijgevolg in Vlaanderen blijven wonen, in Nederland leven en in Zwitserland rust vinden.

Maar, als dat zo is, wat kan ik dan aan Ilke en Ibe, mijn kleinkinderen, meegeven?

Ik voel mij schuldig, minstens verward. Als ik dan al voor mezelf een survival-traject heb ontwikkeld, sta ik dan niet met lege handen tegenover mijn kleinkinderen, Ilke en Ibe? Generaties voor mij sloofden zich af om kinderen, kleinkinderen, nageslacht een betere toekomst te bieden. Mijn respect voor mijn grootouders, mijn grootmoeder ‘Bonneke’ voorop, zit levenslang verscholen in elke vezel van mijn lichaam, in elke gemoedsstroom, in elke gedachte. Wat ik samen met anderen dacht bij te dragen tot een betere samenleving en haar toekomst, wordt vandaag uiterst deskundig afgebroken, ontmanteld, terug geschroefd terwijl medeauteurs zoals ik er nog bij staan…

De bouwwerken voor een ‘betere’ wereld zijn door de huidige machthebbers stil gelegd. De stellingen die vorige generaties hadden geplaatst, worden ontmanteld en één voor één afgevoerd. Verschroot. De precisie waarmee deze afbraak geschiedt, zal generaties lang in chaos hullen en het is maar de vraag of ooit werktuigen van heropbouw zullen gevonden worden. En zo ja, waar, wanneer en hoelang ermee gearbeid zal kunnen worden.

Ilke en Ibe, mijn hart weent.

Mijn grootouders gaven mij een rijke bagage mee: nieuwsgierigheid naar het onbekende, flexibiliteit om mijn veerkracht niet te verliezen, doorzettingsvermogen en kracht om vol te houden, discipline en organisatie om doelstellingen in realisaties om te zetten. Maar ook toewijding, liefdevolle toewijding om een piepklein en kwetsbaar mensje, hun kleinkind Hugo,

deelachtig te maken van hun eenvoudige maar prachtige menselijke rijkdom en van de kracht die hen dreef. Dat is alles wat ik in mijn handen, in mijn hart over houd. Als me iets overkomt, zullen jullie in mijn werkkamer mijn menselijke gereedschapskist vinden. En wat foto’s, boeken en papieren. Veel papieren. Die gereedschapskist is voor jullie. Ik beloof jullie dat ik mijn werktuigen die erin zitten tot op het eind goed zal onderhouden zodat jullie er verder mee aan de slag kunnen gaan.

NieuwSgierigheid, veerkracht, kracht, doorzettingsvermogen, discipline, organisatie en een alles verbindende toewijding. Maar ook gedrevenheid die je verhindert je geloof in je medemens te verliezen en die je daardoor altijd weer in staat stelt opnieuw een wenkend perspectief op te bouwen…

Opi Hugo, Aeschlen ob Gunten, 7 juli 2019.

HET ZGN. ‘VRIJE’ WESTEN ONTBLOOT: ONTHUTSENDE CONFRONTATIES EN ONTLUISTERENDE VASTSTELLINGEN.

HET ZGN. ‘VRIJE’ WESTEN ONTBLOOT: ONTHUTSENDE CONFRONTATIES EN ONTLUISTERENDE VASTSTELLINGEN.

De panoramische foto bovenaan dit tabblad staat er niet toevallig. Wat heeft ze in godsnaam te maken met ‘opinie’? M.i. véél, héél véél zelfs. Ze visualiseert de m.i. omheinde en ingewikkelde geest van de hedendaagse Westerse mens, gevangene van muren, achterpoortjes, brandgangen, vluchtwegen en constructies allerhande die de werkelijkheid onttrekken aan de inkijk van anderen, die noodzakelijk handelen verstrikken in een alsmaar ingewikkelder wordend web of die de focus gericht houden op een schijnwerkelijkheid. Wie een stad wil leren kennen doet er goed aan zich niet enkel te vergapen aan historische gevels en watergangen maar moet op zoek gaan naar de achterkant, soms ook de zelfkant achter de illusoire façade.

De laatste jaren voel ik een alsmaar groter wordende woede in mij opborrelen. Helaas, om het nog erger te maken, ook machteloosheid. Waar is die ontvoogde Mens die halt toeroept aan demonische ontwikkelingen die worden opgediend als zogezegd dienstbaar voor het heil van de mensheid?

De wijze waarop Europa en zijn samenstellende landen met de vluchtelingenproblematiek omgaan, is een ontluisterende bewijsvoering voor het ‘ontwikkelingspeil’ dat deze, onze ‘Westerse beschaving’ bereikt heeft. Verrechtsing, populisme, polarisatie, kortetermijndenken, vermarkting zijn schering en inslag en de hele maatschappelijke ‘elite’ (= ik gebruik dit woord in zijn sociologische en politicologische betekenis) – zowel die van meerderheid als van een zgn. oppositie, een minderheid uitgezonderd – bewijzen één voor één hoe welig het electoraal, economisch en ander opportunisme de bovenhand heeft op visionair denken en handelen. Voor zover men een visionaire ingesteldheid kan verwachten van zo velen die – intellectueel, politiek filosofisch of maatschappelijk betrokken – zich toch behoedzaam onder het maaiveld van jaargang 2016 van de XXIste eeuw inhouden. Wie daar toevallig  (al was het maar even) boven uitsteekt, riskeert genadeloos door de heersende (en zorgvuldig in stand gehouden) mediocriteit te worden weggemaaid. Tezelfdertijd jagen perfide politieke scherpslijpers de burger op naar waar ze hen precies willen hebben om de volgende etappe van hun ‘greep naar de staat’ verder vorm te geven. De Darth Fathers van de hedendaagse politiek belijden openlijk hun voorliefde voor versluierde macht.

Ik kijk onthutst rond en ontwaar nauwelijks oppositie, laat staan weerstand, voor de hand liggende ongehoorzaamheid of opstandigheid. Ik hoor denkers nauwelijks denken, zie activisten verzwakt ageren maar ik word – met zo goed als 100 zenders op mijn digitale decoder – dag na dag verplicht om door een ondermaatse modderstroom vol entertainment te zwemmen vooraleer ik enkele kritische duidingprogramma’s bereik die als minuscule eilandjes in deze oceaan van commercie dobberen. Mijn kranten- en tijdschriftenwinkel doet het niet beter en als mijn stad met haar bijna 120.000 inwoners meer dan drie ‘betere’ boekhandels heeft, mag men mij de adressen bezorgen.

Ondertussen sleutelen nieuwe machthebbers op hallucinerende wijze aan een versterkt veiligheidsapparaat dat officieel moet dienen om elke grasspriet opduikend terrorisme met harde hand de kop in te drukken, maar dat straks evengoed elk volksverzet een deskundige stroomstoot toedient. In opleidingssessies voor politieambtenaren wordt nauwelijks Community Policy gedoceerd, wel hoe Very Irritating Police-technieken op het randje kunnen laveren om de mondige burger het bloed onder de nagels uit te halen. Burgemeesters wedijveren als een triest gezelschap in het bedenken van afsluithekken, uitgangsverboden, zwembadreglementen, pasjes allerhande en katapulteren hand in hand met andere gezagsdragers en hun inspirators de maatschappij van morgen terug in de tijd van eergisteren. Een ‘fast food’-pers helpt meer dan een handje om al deze konterfeitsels tijdig onder de aandacht van de burger te brengen. Een politica die trachtte te stellen dat men in haar land de vluchtelingenstroom toch wel zou aankunnen kreeg prompt bakken stront over zich heen. Om het niet bij woorden te laten, gingen prompt enkele opvangcentra in de fik en vielen her en der rake klappen op de hoofden van mensen die droomden dat het na 3.000, 5.000 kilometer voor hen wel beter kon worden. Waren er in de geschiedenis van datzelfde Europa geen tijden van boekverbranding en waarin mensenjacht op Joden, homoseksuelen, zigeuners, vrijmetselaren ontaardde in een planmatige en niets ontziende liquidatie van ‘onreinen’ die het opgefokte natie-ideaal ontsierden?

Er waart een spook door Europa en het is zeker niet dat van het communisme! De verworvenheden van het socialisme worden met de checklist in de hand, gedemoniseerd, afgebouwd en in de vergeetput gedropt. Reddingswerkers zullen nogal wat hindernissen en tijd moeten overwinnen om de restanten van de sociale welvaart van gisteren terug op, te diepen.

In sommige steden is het verboden duiven te voederen om de overlast die zij zouden veroorzaken in te perken. Iemand van hoge maatschappelijke stand kwam onlangs op het idee dat honger ook wel eens een ontradende effect zou kunnen hebben en vroeg geen voedsel te bedelen ‘omdat het de acties bemoeilijkte’. De vluchteling die in een of andere badstad in een bushokje warme soep drinkt, riskeert zijn hand gemerkt te zien met in zo goed als onuitwisbare inkt het aantal uitwijzingen die hem betekent werden. Wijlen Régine Beer had ook een vergelijkbaar merknummer aan haar kampjeugd overgehouden.

Het is, waarde medeburger, maar hoe je het allemaal bekijkt. Meer dan een millenium lang hebben Europeanen van allerlei slag de ganse wereld verkend, onveilig gemaakt, zgn. beschaafd, overheerst, uitgebuit, leeggeroofd met een niets ontziende arrogantie van hun macht. Wanneer hun expliciete imperia verbrokkelden en ex-kolonies soevereiniteit opeisten, werden de meest duistere constructies, complotten en raids uitgevoerd om dit verlies te ‘compenseren’ via duistere vennootschappen met nog meer duistere praktijken en combines. Patrice Lumumba zou het u kunnen vertellen maar zijn gouden tanden – enig ‘overblijfsel’ van een manifest vrijheidsstrijder – zijn in zee gevallen, zo dicht wijlen Hugo Claus.

Ik zou eens gaarne horen hoe een tribunaal van Europa’s eminentste denkers uit de voorbije eeuwen hierover zou concluderen. Mag ik een voorstel voor de samenstelling doen? Plato, Aristoteles, Descartes, Machiavelli, Spinoza, Hegel, Kant, Locke, Marx, Sartre, Freud, Arendt, Levinas, Habermas, Rawls, … Ik nodig u uit vrijelijk nog enkele namen toe te voegen om de filosofische diversiteit te waarborgen. Mijn geliefkoosde politieke columnist (De Morgen, 8 februari 2016) vraagt zich af wat burgers moeten denken over het leiderschap waarmee zij opgezadeld zitten en geeft aan dat ‘het publieke debat overgenomen lijkt te zijn door de verontwaardigingsindustrie’ en ‘dat partijen worden aangevallen op hun gevoelige kant, nl. die van hun geloofwaardigheid’. Een verontwaardigd medeburger van flink kaliber beklimt de opinietribune van dezelfde krantenwebsite en werpt ons (sinds 8 februari 2016) voor de voeten Waarom zouden we niet mogen waarschuwen tegen een potentieel gevaarlijke evolutie die voor onze ogen, en niet eens meer in slow motion, zichtbaar wordt in onze samenleving?’ gevolgd door ‘Laten we binnen een paar jaar niet afkomen met te zeggen dat we het niet wisten. Wij weten het wel!’ Zijn tekst blijft  dagen zijn opiniërende werking vervullen, gelukkig verdampt verzet (nog) niet al te vluchtig.

Samen met anderen besteedde ik een flink deel van mijn mensenleven aan het opkomen voor diversiteit, voor openheid van geest, voor solidariteit, voor menselijke ontmoeting, voor de ethiek van de uitgestoken hand. Niet voor kilometers hekwerk, noch voor het inleveren aan de grens van wat men aan schamele bezittingen een ganse exodus lang heeft trachten over te houden, nog minder voor omgebouwde gevangenisboten waarin mensen zoals u en ik door gesubsidieerde privéfirma’s gekooid worden en waarvan – trieste symboliek – de deur niet langs de landzijde maar op het kanaalwater uitgeeft. Het wordt weer gevaarlijk spreken want de ‘noodtoestand’ speelt reeds in de hoofden van ‘vooraanstaande’ politici. Een opstapje naar de ‘staat van beleg’, handelsmerk van grote en kleine dictators?

Het zgn. ‘vrije’ Westen is bezig zichzelf aan een waanzinnige snelheid compleet te ontluisteren. De stofwolken van de politieke retoriek laaien nog te hoog op om vrij zicht te geven op wat zich aan het voltrekken is. Wie – het ‘sapere aude’ van Immanuel Kant indachtig – durft nadenken komt tot ontluisterende besluiten. Europa heeft zichzelf niet in zijn hemd maar in zijn blootje gezet en heel de wereld kan foto’s nemen …

Is er dan hoop? Toch wel, zo schreef mijn beste Vriend me in een persoonlijke beschouwing n.a.v. mijn voorliggende tekst: Op het graf van Herbert Marcuse in Berlijn staat maar één woord: ‘weitermachen’. Het gaat al lang de verkeerde kant uit. We zijn op weg naar ‘1984’ van Orwell. In alle periodes waarin inkomens achteruit gaan en genadeloze concurrentie de norm is, verengt het mens- en wereldbeeld. De politiek volgt. Zie Frankrijk (noodtoestand). Er is niet veel voor nodig of de mens wordt een beest, zo schreef Achilles Mussche in ‘Gedenksteen voor Rosa (Luxemburg)’. Europa heeft geen slagkracht, is alleen een markt, geen gedeelde visie zoals de Amerikaanse Constitutie, geen sociaal Europa. Zoiets houdt geen stand. En er is teveel narcisme, waar is de spiegel naartoe (die onszelf met onszelf confronteert)? Toch moeten we ook niet blind zijn voor de velen die constructief aan iets werken. De oude beschavingsvorm is misschien wat leeg geworden en de nieuwe is er nog niet. Hij sluimert. Onze deugden hangen af van de organisatievorm van onze maatschappij.’ Waarop een mede-vrijmetselaar aanvulde: ‘Wat ik zopas gelezen heb, sterkt mij nog meer in de overtuiging dat wij het zijn die het verschil zullen moeten maken. Zeer groot zal dat verschil niet zijn, ik weet het. Maar om deze grootte gaat het ook niet. Het gaat om ons.’

Dus, beste lezer, op u en mij komt het aan! Waar heb ik dat nog gehoord?

 

Br Hugo DE CNODDER, kunstfotograaf en vrijmetselaar,

opgedragen aan wie met mij deze verontwaardiging deelt, Brugge 14 februari 2016.