VAN VAKMANSCHAP NAAR MEESTERSCHAP – Kleine canon van de kennisoverdracht
Toen professor en eminent historicus Bruno De Wever vrijdagmiddag 25 maart 2022 het UGent-auditorium Franz Cumont aan de Blandijnberg binnenstapte, genoot hij duidelijk na van het gesprek dat hij met zijn collega’s had gehad over traditioneel aulaonderwijs (hoorcolleges) versus nieuwe vormen van kennistransfer die onder druk van de coronapandemie en de bijhorende maatregelen met versnelde pas terrein aan het winnen zijn. Niet alleen aan deze UGent-vergadertafel maar ook elders steekt eenzelfde discussie de kop op. Zaterdagochtend daarop bevatte de weekendeditie van De Standaard een bijlage van zestien pagina’s onder de uitdagende titel ‘FUTURE OF LEARNING’ met een coverfoto van Jan Schuer, bedenker van het ‘Smart-school’ platform, die “zijn licht laat schijnen op de ‘school van morgen’.
Laat ons toch maar voorzichtig zijn, halt houden en… bierbrouwer Grolsch indachtig zijn. Ruim vier decennia terug kwam die op het idee om zijn schuimend glas bier in handen te geven van ambachtslui allerhande: van – natuurlijk – bierbrouwer over zadelmaker tot instrumentenbouwer. Of – zoals ikzelf – als de analoge zwartwit fotograaf die de magie van de donkere kamer steeds opnieuw beleeft en herbeleeft. ‘Vakmanschap is meesterschap’ volgens Grolsch, in eenzelfde stijl als de ‘Compagnons du Devoir et du Tour de France’, de Franse gildeorganisatie van ambachtslieden en kunstenaars, die stamt uit de middeleeuwen maar die ook in de 21ste eeuw nog steeds actief is, dixit Wikipedia. Maar ook professoren en hun studenten. De universiteitsaula als ‘ambachtelijk atelier’. Zo’n heerlijke gedachte verdient verdieping en leidt misschien tot verheldering.
Ik heb echter de Grolsch-uitdrukking ‘Vakmanschap is meesterschap’ bewust geherformu-leerd tot ‘Van vakmanschap naar meesterschap’. Ten eerste omdat ik die gelijkstelling veel te simplistisch vind: vakmanschap kàn tot meesterschap leiden maar dat is het gevolg van een lang proces en absoluut geen vanzelfsprekendheid. Maar ook met de term ‘vakmanschap’ is het oppassen geblazen. Er zijn al minstens diverse niveaus van vakmanschap: er is het puur technisch vakmanschap (de trapmaker maakt een ingewikkelde draaitrapconstructie die past als een bus wanneer ze op de bouwwerf wordt geïnstalleerd) maar er is ook het ‘vakmanschap’ van de onderwijzer van het eerste leerjaar die zijn leerlingen leert lezen en schrijven (dat zijn leerprocessen die niet enkel puur technisch zijn maar ook appel doen op affectieve, sociaal psychologische en didactische vaardigheden). Er zijn beslist nog andere voorbeelden op te sommen die de diversiteit inzake ‘vakmanschap’ contextueel duiden zonder dat dit wil zeggen dat de ene vorm hoger of lager te kwalificeren valt.
Laat mij stellen dat het proces van kennisoverdracht a.h.w. de verbindingskabel is tussen zender en ontvanger, tussen prof en student. Van de ‘zender’ wordt expertise en competentie verwacht, van de ‘ontvanger’ nieuwsgierigheid en leergierigheid. Zonder een dergelijk spanningsverschil tussen beide polen, komt kennisoverdracht niet in beweging, gaat er niets substantieels van de ene naar de andere pool.
Maar… kennisoverdracht is niet enkel een kwestie van intellectuele ‘bagage’, er is meer nodig. Jammer genoeg is dit surplus moeilijk te vatten want het gaat om een affectieve factor. Bij de prof gaat dat om betrokkenheid, gedrevenheid, wat ik gaarne omschrijf als begeestering, liever nog als passie. Of… laat mij het nog wat lyrischer omschrijven: naast zijn eruditie in zijn vakgebied, moet de ‘hoog-leraar’ zijn studenten ‘gaarne zien’: natuurlijk geen #me.too-liefde maar wel een uitgesproken liefde voor diegene die kennis wil verwerven, voor het nauwelijks beschreven blad… De subtiele klik die het geeft oog in oog komen te staan met een gevuld maar vooral aandachtig en nieuwsgierig auditorium.
Maar ook de student moet zijn/haar duit in het zakje doen: nieuwsgierigheid heb ik altijd gezien als een uitgangspunt zonder meer. Daar voeg ik echter met volle overtuiging respect aan toe. Respect voor diegene die er mede zijn missie van maakt ‘niet-ingewijden’ in te wijden in zijn of haar vakgebied, om zijn opgebouwde expertise met gulle hand te delen. Om de vragende blik, het luisterend oor te voeden, te onderwijzen, te begeleiden, te gidsen.
M.i. bestaat de transmissiekabel die de hoogspanningsmasten van respectievelijk zender en ontvanger met elkaar verbindt, naast beide zojuist vernoemde intellectuele en affectieve geleiders, ook nog uit een derde belangrijke slagader. Misschien is die te beschouwen als de grondstroom, om een term te gebruiken die enkele jaren geleden door een politicus gelanceerd werd en die perfect weergeeft wat ik probeer te duiden. Ik zou deze in mijn visie uiterst belangrijke geleider, de ‘humanistische’ component willen noemen. De prof die zich als ‘mens onder de mensen’, als ‘mede-mens’ openbaart en juist hierdoor zijn studenten ‘vormt’. Kennisoverdracht is de voor elk leervak, voor elke leersituatie, voor elke professor unieke bundeling van intellectuele, affectieve en humanistische componenten die kennis-overdracht verheffen van een eerder technische aangelegenheid tot ‘vakmanschap’. Ze maken van ‘onder-wijs’ ook ‘vorming’, waardoor een niet te onderschatten meerwaarde tot stand komt. Het is in feite de persoonlijke ‘signatuur’ van de ‘vakman’ en in sommige gevallen van de ‘meester’, t.t.z. van de vakman die naar het ‘meesterschap’ is geëvolueerd. Daarom blijven bvb. sommige onderwijzers, leerkrachten, professoren wel in onze herinnering bewaard, andere vervagen al het volgend schooljaar…
Wat ik in de voorgaande alinea’s heb geschreven, wil ik als ‘de drie basics’ van kennisover-dracht benoemen. Zonder dit alles, lukt het m.i. niet of blijft het bij een beperkte, deels stuntelige poging. Elk vakmanschap is echter nog lang geen meesterschap. Daar is – gelukkig maar – meer voor nodig. Alvast de niet te onderschatten factor tijd, noem het rijpingstijd. Het leren omgaan met een verrijkende diversiteit aan omstandigheden en doelgroepen opent de weg naar ervaring. De ontwikkeling en verfijning van het vermogen tot empathie biedt inzicht en openheid in gevoelens bij de wisselwerking tussen prof en student. Het vakmanschap dat ik zojuist schetste, kan nu op pad gaan naar meesterschap…
Naast bovenvermelde ‘basics’ zijn er ook ’tools’. Het bord, een stuk krijt, een labo-opstelling, een invulschrift, groepswerk e.d.m. ondergingen een heuse evolutie. Tot en met zaterdag, dag waarop de bijlage ‘FUTURE OF LEARNING’ de weekendeditie van mijn krant in heuse glamourstijl aanvult. ‘Bedrijven als opleidingsverstrekkers’, ‘digitale toekomst’, ‘hybride leslokalen’, ‘game based learning’ zijn woorden die de koppen sieren om na veertien pagina’s te belanden bij “Hoe kunnen we het onderwijs en bedrijfsleven met elkaar verbinden?” Voeg hier nog video-opnamen en live-streaming als corona-toverwoorden aan toe.
Ongetwijfeld openen nieuwe onderwijstechnologieën nieuwe perspectieven en kunnen zij extra ’tools’ aanreiken die kennisoverdracht ondersteunen. Maar… en hier komt het: wij mogen nooit het fundamenteel onderscheid tussen ‘basics’ en ’tools’ uit het oog verliezen. En daar wringt het schoentje: de euforie over de hedendaagse technologische ontwikkelin-gen doet ons al te dikwijls ‘doel’ en ‘middel’, hoofd- en bijzaak door elkaar haspelen. De technologie overweldigt het in wezen ambachtelijk proces. Er wordt getracht de universele canon van de kennisoverdracht te herschrijven. Captains of industrie en technologie-ticoons trachten via hun netwerken hun items in te lassen. De technologisering tracht haar slag te slaan. Vergelijkbaar met de jaren ’70 uit de vorige eeuw onder impuls van de toenmalige kabinetschef onderwijs en oud-leraar wiskunde Gaston Colebunders toen de klassieke humaniora werd gemarginaliseerd ten voordele van wiskunde, wetenschappen en technologische opvoeding.
Meester-brouwer Grolsch mocht dan wel gepoogd hebben het ambachtelijk vakmanschap in de focus te hebben geplaatst (met zijn schuimend glas bier ernaast), hij dreigt heden ten dage onder de voet gelopen te worden door nieuwe marketeers. De ‘ambachtelijke’ onderwijzers, leraren en universiteitsprofessoren moeten in hun overleg hun krachtigste argumenten op tafel leggen en ze zo nodig met hun vuist kracht bijzetten om door deze mist heen te priemen, om niet onder de voet gelopen te worden door opduikende en alerte technologische stormrammen.
Het ware ‘meesterschap’ van de prof ligt begrepen in zijn artisanaal vakmanschap, zijn passie en zijn overtuigingskracht waarmee hij de zoekende jonge mens weet te begeleiden. Niets meer maar zeker ook niets minder. En van de student mag met recht en rede ook een even-redige inbreng verwacht worden: de vormende waarde van de diverse etappes van de academische hordeloop.
Hugo De Cnodder, Brugge 27 maart 2022