Verschansingen en beschietingen
Na een meer dan 300-jarig bestaan, zijn en blijven zusters, broeders en hun organisatieverbanden zozeer bezig met claimen van hún concept van vrijmetselarij, dat er vrijwel niet of nauwelijks tijd overblijft om uiteindelijk ook effectief ‘vrijmetselaar in handel en wandel’ te zijn…
Een essay van Hugo De Cnodder na 45 jaar lidmaatschap
INLEIDING
Ingewijd in de Antwerpse loge ‘Marnix van Sint Aldegonde’ op 9 november 1979, heb ik er als vrijmetselaar 45 pittige en bij wijlen hyperactieve jaren binnen het actieve maçonnieke leven op zitten. Het werd voor mij een uitermate boeiend verhaal met meer dan 1000 reizen doorheen het maçonnieke landschap van de Lage Landen en Noord-Frankrijk, tientallen presentaties en lezingen, een lange rij publicaties hetzij als tijdschriftartikels, hetzij onder de vorm van essays en boekpublicaties. De organisatie van een 15-tal studie- en ontmoetingsdagen voor zusters en broeders behorend tot alle maçonnieke organisatieverbanden uit de Lage Landen en dit op basis van hun onderlinge gelijkwaardigheid en dus zonder ook maar het minste onderscheid, legde getuigenis af van mijn visie op inwijdingsarbeid.
Op 17 november 2024 werd mijn ‘inslaapstelling op eigen verzoek’ officieel van kracht. Met deze administratieve formule blijf ik vrijmetselaar maar neem niet meer deel aan het actieve logeleven. 45 jaar leek me een mooi moment om enige afstand te nemen (let op: er staat niet afscheid te nemen!) om waar nodig en nuttig vanuit de verfrissende invalshoek als onafhankelijke ervaringsdeskundige en onderzoeker waar wenselijk of nodig mijn beschouwingen te formuleren. Ik wil ook onverkort mijn sympathie blijvend verzekeren aan enkele maçonnieke projecten die mij bijzonder nauw aan het hart blijven liggen: de Nederlandse maçonnieke stichting ‘Ritus en Tempelbouw’ en haar tijdschrift ‘Thoth’, de Haagse autonome gemengde loge ‘Ziggurat’, de Leeuwardse loge ‘Fiat Lux’ evenals ‘Lithos Confederatie van Loges’ in het algemeen en een aantal van haar aangesloten loges in het bijzonder.
Mijn laatste boek ‘Een vernieuwend maçonniek perspectief’ (verkrijgbaar bij uitgeverij ‘Kvadrato’) is te beschouwen als mijn maçonniek testament. Met dit essay probeer ik vragen en beschouwingen weer te geven die mij blijven bezig houden op zoek naar een ‘rode draad’ die meer dan 300 jaar vrijmetselarij aan elkaar rijgt. Juist om een en ander zo goed mogelijk uit te kristalliseren en in de onderlinge samenhang op een harmonieuze wijze te duiden, blijkt mijn zelfgekozen (administratieve) afstand voor mij hiervoor dé ideale formule.
Opgedragen aan en geïnspireerd door mijn medebroeder Marc B. en met hem de vele honderden zusters en broeders die het beste van zichzelf geven en zich inzetten voor een hedendaagse, kwalitatieve herijking van het maçonniek project waarin ontmoeting -> verbinding -> samenwerking evenals diversiteit & inclusie als hoekstenen van een maçonnieke ethiek voorop staan.
Copyright © 2025 Hugo De Cnodder. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur van dit essay.
=================================================================
+ EEN HUMANISTISCH STREEFDOEL : BINNEN EEN BESLOTEN GROEPSVERBAND ZICHZELF WORDEN (EN ZO OOK ‘MEER MENS’) VIA REFLECTIE VANUIT HET KERNTHEMA ‘KEN UZELF! OP U KOMT HET AAN!’. OP DEZE WIJZE ONTWIKKELT DE INGEWIJDE ZICH TOT EEN VRIJDENKEND MENS DIE IN VERBINDING MET ANDEREN – DIE ANDERS ZIJN DAN ZIJZELF – TOT EEN CONSTRUCTIEF ENGAGEMENT AAN EN IN DE MAATSCHAPPIJ KOMT.
Een existentieel uitgangspunt: Wat stellen wij als finaliteit van de initiatieke arbeid voorop? Waar is het ons om te doen? Wat willen wij hiermee bereiken?
—> Inwijdingsgenootschappen opteren voor de combinatie van inwijding(en) gevolgd door een aansluitend traject met o.a. zich herhalende rituelen en specifieke symbolen waardoor de pasingewijde een (kort of langdurig) parcours doorloopt waarin zij of hij bij elke stap ook specifieke inhouden aangereikt krijgt. De geleidelijke integratie van dit alles wil bij haar of hem een grotere ‘conscience’ (bewustzijn én geweten) ontwikkelen ten einde op deze manier ‘meer mens te worden’.
—> Het omgevingskader dat hierbij gehanteerd wordt, heeft een besloten karakter. Niet omwille van geheimdoenerij maar omwille van de sereniteit die wenselijk, ja zelfs noodzakelijk is om het beoogde proces succesvol te laten verlopen. Storende elementen worden door deze beslotenheid ‘aan de voordeur’, lees de tempelpoort, achter gelaten.
—> Het kleinschalig groepsverband – noem het gerust ‘het menselijk weefsel’ – van een loge – is van essentieel belang om de interacties tussen de leden zoveel als mogelijk in de hand te werken. De nieuwkomer is te vergelijken met een draad die geleidelijk ingeweven wordt in het reeds bestaande geheel. Een loge met té veel leden – waarbij zich quasi onvermijdelijk diverse subgroepen ontwikkelen – kan deze noodzakelijke integratie in ernstige mate bemoeilijken.
—> Verbinding met de andere logeleden evolueert tot een verbinding die zich niet enkel op hen richt maar ook tot de medemens in het algemeen. Je zou het beoogde effect kunnen omschrijven als ‘een mens tussen de medemensen’. Die brede opstelling betekent voor ingewijden dan ook een engagement tot ‘de andere’ of die nu ook een ingewijde is of een burger buiten de tempelmuren.
—> Inwijdingsarbeid beweegt zich met haar humanistisch streefdoel bij uitstek binnen een ethisch kader. Daarom is de notie van ‘vrijdenkend ‘ dan ook zo belangrijk. De ingewijde ontwikkelt zich steeds meer tot een autonoom en vrijdenkend individu. Logeleden ontwikkelen een verbinding met elkaar en dit inspireert hen – zowel individueel en/of als groep – om te komen tot een constructieve bijdrage aan de maatschappij.
—> Logelidmaatschap convergeert pas naar een gedeeld maatschappelijk engagement als de leden zich zowel naar binnen als naar buiten richten. Naar binnen – cfr. het ‘ken uzelf’ -, wat in de loge via rituelen, symboliek en andere specifieke inhouden gefaciliteerd wordt. En van daaruit – cfr. ‘op u komt het aan’ – in de buitenwereld komen tot een maatschappelijk engagement dat door elk lid afzonderlijk aan de dag gelegd wordt binnen de eigen mogelijkheden maar dat ook door meerdere leden tezamen of een loge als geheel kan gebeuren. De arbeid in de tempel – ‘ken uzelf’ – is dus geen steriele arbeid maar draagt haar vruchten in maatschappelijk engagement – ‘op u komt het aan’ – dat een kwalitatieve bijdrage poogt te leveren aan het dagelijkse leven zelf!
Samengevat vervult de initiatieke arbeid een dubbele maar ook onderling verbindende rol: haar vormingsproces richt zich op de zelfvervolmaking van haar leden en dit individuele proces heeft haar effecten in een bredere maatschappelijke context.
+ MAAR… HOEVELEN WETEN NOG WAAROVER HET ÉCHT GAAT ?
Laten we even omgekeerd van wal steken en ons afvragen waartoe initiatieke arbeid niet dient, want zo raken we wellicht sneller bij de oorzaken van een dreigende en nefaste koersafwijking.
—> De ondersteunende rol van vrijmetselarij bij de uitbouw van koloniale rijken werd wetenschappelijk bestudeerd. Doctor Jessica Garland – Jacobs schreef twee standaardwerken over de bijdrage van de Angelsaksische vrijmetselarij aan de uitbouw van het British Empire, namelijk ‘The Fraternal Atlantic 1770-1930. Race, Revolution, and Transnationalism in the Worlds of Freemasonry‘ en ‘Builders of Empire. Freemasons and British Imperialism, 1717-1927’. De Franse vrijmetselarij deed hetzelfde bij de uitbouw en ondersteuning in de Franse kolonies. Idem dito voor het ‘Grootoosten der Nederlanden’ en de Nederlandse overzeese gebieden: ook vandaag zetelen er nog steeds drie regionale grootmeesters voor de overzeese gebieden Suriname, de Caraïben en Zimbabwe, in het hoofdbestuur. Het ‘Grootoosten van België’ had op zijn beurt dan weer loges in Belgisch Congo. Het maçonniek netwerk uitgaande van het moederland trachtte op deze wijze de lokale elite aan te trekken en te verweven in een ondersteunend en dienstbaar netwerk. Daardoor was de uitbouw van vrijmetselarij vooral eerder een strategische keuze waarbij het maçonniek-inhoudelijke vaak verloren ging. De Leerstoel Théodore Verhaegen 2024-2025 van de Université Libre de Bruxelles wordt bekleed door Eric Saunier van de Université du Havre en heeft als thema ‘La Franc-maçonnerie dans les colonies: deux siècles d’histoire (1730-1930)’.
—> Anderzijds hebben tal van loges behorend tot de zogenaamde adogmatische Belgische obediënties (vooral van GOB, LDH-BE en LITHOS CL, in mindere mate van GLB of VGLB) zich van bij hun oprichting – expliciet of impliciet – opgesteld als een soort voorhoede van een atheïstische, antireligieuze en antiklerikale beweging die zich afzette tegen de invloed van de katholieke kerk in België. Zij profileerden zich als protagonisten van het vrije denken. Dit alles is perfect verklaarbaar en begrijpbaar in de specifieke Belgische context maar vanuit zuiver maçonniek standpunt bekeken, is dit – net zoals zojuist werd aangegeven met betrekking tot koloniale mogendheden – eerder een vorm van ongewenste ‘instrumentering’ van deze inwijdingsgenootschappen. Net zoals het Italiaanse P2-schandaal dan weer een link legt naar hoogst verwerpelijke maffieuze connecties. Het inwijdingsgenootschap en zijn structuren worden in deze gevallen herleid tot een vehikel voor een totaal andere inhoud dan het reflectief en verbindend karakter dat logearbeid eigenlijk beoogt.
—> Het is eveneens aangewezen om oog te hebben voor mogelijke effecten die optreden door de wisselwerking tussen de plaats waar loges ingeplant zijn en de lokale mentaliteit aldaar. In grote steden (denk hierbij aan een schaalgrootte van o.m. Brussel, Amsterdam, Paris, Antwerpen, Liège, Rotterdam, Gent, Den Haag, enzovoort) is eerder een meer kosmopolitische ingesteldheid te vinden dan in regionale steden (zoals Hasselt, Brugge, Kortrijk en andere) waar de beslotenheid van een kleinere gemeenschap – en helaas soms ook van kleinburgerlijkheid – een stempel op drukt. Ik vel hiermee geen waardeoordeel maar wil enkel aangeven dat er een verschil in ingesteldheid is zowel binnen als buiten de loges van deze respectieve centra en dat men er goed aan doet dit aspect niet over het hoofd te zien.
—> Helaas is gerichte ‘rekrutering’ binnen sommige loges dikwijls het platform waarop zich ongewenste netwerking ent hetzij in relatie tot politieke belangen, hetzij voor zakelijke doeleinden, hetzij voor persoonlijk dienstbetoon en netwerking. Dergelijke loges evolueren dan eerder tot serviceclubs in plaats van een beschermde omgeving waar maçonnieke arbeid verricht wordt. Uiteraard varieert dit van loge tot loge maar het komt voldoende voor om dit hier als aandacht- en analysepunt aan te stippen. Men dient zich daarbij niet blind te staren op ‘grote schandalen’ maar ook oog te hebben voor de minder in het oog springende kleinschaligere en subtielere netwerken die zich binnen een loge of een groter organisatieverband kunnen ontwikkelen en waarvan de uitwerking dikwijls veel meer schade aanricht dan een in het oog springend disfunctioneren.
—> Te midden van al deze ‘stoorzenders’ is het de kunst dat zusters en broeders het hoofd bij de les trachten te houden. Dat is absoluut geen eenvoudige zaak, zeker omdat er behoorlijk wat mank loopt inzake maçonniek onderricht en vorming. Erger nog, soms ontbreekt dit aspect van de logewerking volledig bij gebrek aan geschikte leden om dit onderricht te geven en/of door een te volle logeagenda die andere prioriteiten vooropstelt. Ook de vaststelling dat specifieke maçonnieke lectuur véél te weinig wordt gelezen en gedreven zelfstudie amper voorkomt, heeft rampzalige gevolgen. Er verschijnen interessante maçonnieke tijdschriften (cfr. ‘Thoth’, ‘Ad Lumen’, ‘Franc-Maçonnerie’, ‘Le Maillon’ en andere) maar door hoeveel zusters en broeders worden ze gelezen? Mainstream dobbert alles dan verder op vage voorstellingen, verkeerde invullingen en ‘van horen zeggen’. Dat doet de maçonnieke beleving anno 2025 geen goed: zo ontstaat hoe langer hoe meer een ‘verdunning van een verdunning’ die dan soms ook nog gecombineerd wordt met de polariserende loftrompet van ‘onze vorm van maçonnerie heeft het veel beter voor dan de andere’. Al het voorgaande samengeteld, stelt dit de initiatieke gemeenschappen en hun kwalitatief profiel behoorlijk onder druk.
—> Het is dan ook begrijpelijk dat geleidelijk aan een generatie ingewijden ontstaat die niet goed meer weet waarover het eigenlijk gaat. Al de voorgaande krachten werken in zowel op het maçonnieke project als op de samenstellende zusters en broeders en veroorzaken een soort vorm- en normvervaging. Het inwijdingsgenootschap krijgt hoe langer hoe meer een invulling die ‘door al die bomen het bos nauwelijks nog ziet’. Terwijl de ene groep zich halsstarrig vastklampt aan een in wezen door de tijdsgeest achterhaalde historische verschijningsvorm, zijn er anderzijds tal van maçonnieke groepen die haast in het wilde weg beginnen experimenteren met een wirwar aan ‘moderniseringen’. Zowel het ene als het andere werkt bedreigend omdat men de wagen voor de paarden spant in plaats van eerst grondig na te denken over wat inwijding anno 2025 kan betekenen en wat de essentie is van het daarop volgend stappenplan om de pasingewijde naar een vorm van ‘menselijk meesterschap’ te begeleiden. Nieuwkomers verlangen trouwens naar die begeleiding en het mag dan ook niemand verrassen dat er spijtig genoeg onder hen heel wat zijn die afhaken omdat hun verlangen geen invulling krijgt. De relatie tussen de besloten wereld van ingewijden en de omhullende maatschappij krijgt dikwijls helaas veel te snel een vormgeving die onvoldoende afgewogen wordt. En dan laten we hard roepende actoren in hun naarstigheid nog terzijde. Ernstig, systematisch en zorgvuldig denkwerk is hier meer dan gewenst: wie initiatieke arbeid een wenkend perspectief wil geven, doet er goed aan niet overhaast tewerk te gaan, de decennialang betreden paden weloverwogen en rustig te actualiseren en het kader te verruimen tot een breed spectrum dat zich niet enkel binnen maar ook buiten het frame van de bestaande inwijdingsgenootschappen situeert. Het zou mijns inziens een goede zaak zijn om het opdelen in (polariserende) ‘categorieën’ (cfr. regulier versus irregulier, dogmatisch versus adogmatisch) te laten voor wat ze zijn (eerlijk gezegd, veel ‘kletskoek en gezwam’) en over te schakelen naar meer dynamiserende attitudes zoals ‘diversiteit’ en ‘inclusie’. Naast elementen uit de traditionele filosofische, ethische en historische wetenschappen, zal ongetwijfeld ook houvast gevonden worden bij capita selecta uit de sociologie, culturele antropologie, politicologie, organisatieleer en andere wetenschappelijke disciplines. Een steengoede scenarist, dramaturg, linguïst, musicoloog zullen zeker van pas komen. Al te betweterige zusters en broeders evenals egotrippende maçonnieke functionarissen kun je beter thuis laten, zo niet gaan ze je bestendig voor de voeten lopen en aldus zorgvuldige besluitvorming vanuit hun betweterigheid hypothekeren.
—> De tijdsgeest is momenteel onderhevig aan zo’n heftige turbulenties dat een inslapend genootschap hier allerminst op z’n plaats is, wil men de bestaande inwijdingsgenootschappen enige relevantie – zowel naar de individuele zusters en broeders als naar de maatschappelijke context – geven. De mei ’68-beweging sijpelde in de jaren ’70 van de vorige eeuw met enige vertraging ook door in de maçonnieke wereld en leidde daar tot oprichting van loges – zoals o.m. de in Gent in 1965 opgerichte loge ‘Baken’ evenals de in 1966 opgerichte loge ‘Bevrijding’ – die maatschappelijke thema’s en acties een belangrijke plaats gaven in hun maçonniek project. Momenteel lopen er binnen de Gentse loges (en wellicht ook elders maar Gent heeft een bijzonder rijke logecultuur en wordt – met haar bijna 40 loges – wel eens – volkomen terecht – de maçonnieke hoofdstad van Vlaanderen genoemd) tal van maatschappelijk gerichte initiatieven (cfr. het ‘Jaarlijks Klimaattreffen’ op initiatief van de Gentse loge ‘Tegenlicht’ evenals bvb. het jaarlijks publiek symposium en debat van de Gentse loge ‘De Zwijger GLB’ dat in 2025 als thema heeft ‘Wie redt de democratie’) maar de waaier kan nog breder opengetrokken worden naar populisme, verrechtsing, enzovoort. Ook loges van het ‘Grootoosten van België’ en van de ‘Belgische Federatie van de internationale, gemengde vrijmetselaarsorde ‘Le Droit Humain’ zijn op dit vlak actief. Het is in dit perspectief uiterst interessant de wekelijkse nieuwsbrief ‘Bakenlicht’ van de Gentse BeF-LDH-loge ‘Baken’ eens grondig te bekijken. Het is mijns inziens een nieuwsbrief die aan de logeleden een boeiende inhoud weet aan te bieden en die bovendien getuigt van een brede en open blik op het ganse maçonnieke spectrum. Hij mag mijns inziens gerust een voorbeeld genoemd worden van een belangrijke dimensie van ‘maçonnieke vorming’ zowel inhoudelijk als omwille van zijn wekelijkse periodiciteit.
—> Om dit onderdeel af te sluiten, wil ik nog één belangrijk punt van bezinning aanstippen. Het loont mijns inziens de moeite wetenschappelijk te onderzoeken hoe de wisselwerking verloopt tussen enerzijds de zuster of broeder, anderzijds de maçonnieke context waarbinnen zij of hij zich beweegt. Vormt het initiatiek traject inderdaad een geïnitieerde tot iemand die ‘meer mens is geworden dan zij of hij tevoren was’? In hoeverre was de attitude van ‘meer mens te willen worden’ reeds eerder aanwezig? Werkt de participatie aan de maçonnieke leefwereld van opeenvolgende inwijdingen en hun specifieke ritualen als een soort ‘brandversneller’ die de sluimerende potenties verder naar boven haalt? Kortom, laten we voorzichtig zijn (en blijven) want het ophemelen van de bestaande initiatieke genootschappen zou wel eens averechts kunnen uitdraaien: niet alles is immers wat het voorwent te zijn…
* * *
+ DE NEFASTE GEVOLGEN VAN EEN ALSMAAR TOENEMENDE MAÇONNIEKE OVERBEVOLKING
—> Er wordt te weinig stilgestaan bij het feit dat niet iedereen ‘inwijdbaar’ is en dat deze realiteit ook op een correcte wijze haar toepassing dient te vinden bij de evaluatie van kandidaturen. De té veel voorkomende manier van werken waarbij een meter of peter alles op alles zet om haar/zijn kandidaat – soms kost wat kost – te laten opnemen in de eigen (of soms in een andere) loge, berust vaak volkomen op los zand! En maar al te dikwijls wordt uiteindelijk enerzijds de betrokken kandidaat en anderzijds de loge in kwestie hiervan het slachtoffer! De euforie van het peterschap veroorzaakt hier en daar blindheid!
—> Om de logeleden in staat te stellen elkaar op een harmonieuze manier te ontmoeten om hen zo met elkaar in verbinding en samenwerking te laten treden, is volgens mij een overzichtelijk ledenbestand van 40 à 70 leden een realistische grootteorde. Zowel in Nederland als in Frankrijk hanteert men deze leidraad vrij consequent. Té kleine loges (m.i. < 40 leden) komen vroeg of laat onder druk te staan omdat de noodzakelijke doorstroming hoe langer hoe moeizamer verloopt waardoor een vorm van ‘(functie)moeheid’ optreedt. Daarnaast komt ook hun economische leefbaarheid in het gedrang. In té grote loges (m.i. > 70 leden) gaat dan weer vaak de interne cohesie verloren omdat door het té grote ledenaantal diverse subgroepen ontstaan die elk hun eigen specificiteit en doelstellingen ontwikkelen die niet altijd convergeren met het belang van de loge in haar geheel. Jammer genoeg zijn er in België heel wat loges met een dergelijke omvang, soms tot boven de 200 leden!?!
—> De instroom van nieuwe leden geschiedt soms op volkomen lukrake basis (o.a. vanuit een ‘ons kent ons’ vertrekpunt) i.p.v. als resultante van een collectieve bezinning rond de bestaande uitgangssituatie en de na te streven doelstellingen: “Waar staan we en waar willen we naartoe?”). Men gaat daarbij voorbij aan de te realiseren complementariteit: Hoe is onze huidige leeftijds-opbouw? Waar zitten er ‘gaten’? Is de belangrijke transgenerationele opbouw en de daarbij wederzijds bevruchtende interactie verzekerd? Idem dito met de spreiding van verschillende beroepscategorieën en culturele achtergronden? Maar ook van recent afgestudeerden en gepensioneerden? Is er voldoende evenwicht tussen zusters en broeders? Is dit een ‘blanke’ loge of is er ook op dit vlak voldoende diversiteit aanwezig of minstens in het vooruitzicht? Daarnaast is het van groot belang dat er zich een collectief gedeeld en onderbouwd bewustzijn vormt rond de specifieke toetsstenen waarnaar de instroomprocedure dient te peilen. Er is ook noodzaak aan een weloverwogen stappenplan over de wijze waarop nieuwkomers worden getoetst en – na hun opname – verder worden begeleid om ze hun plaats te laten innemen in het menselijk weefsel van de betrokken loge.
—> Veel leden van inwijdingsgenootschappen zoals vrijmetselarij, weefsterarbeid of andere, hebben vaak weinig of geen beeld van wat inwijdingsarbeid juist inhoudt als je deze arbeid vanuit een cultureel antropologische wetenschappelijke invalshoek benadert. Als er geen kennis en inzicht aanwezig is noch over de ‘motor’, noch over de ‘brandstof’, noch over de specificiteit van inwijdingsarbeid, hoe kan dan verwacht worden dat deze ‘arbeid’ het niveau van een besloten debatclub in een rituele nepverpakking zou overstijgen?
—> Nogal wat inwijdingsgenootschappen zijn in het spoor van ‘kwantiteit’ en de daarbij horende onvermijdelijke ‘organisatievormen’ terechtgekomen. Jammer genoeg want een goede stelregel is en blijft ‘minder is in feite meer’. Bovendien duiken diverse valkuilen uit de organisatieleer en de leiderschapstijlen onverbiddelijk op, de ene al wat sneller dan de andere. Spanningsvelden op basis van ‘basis versus elite’, vormen van hiërarchisering, standaardiserende regelgeving en procedures, controle en sanctionering van gedrag dat niet ‘copy conform het boekje’ verloopt, persoonlijke verankering in functies, enzovoort bepalen het logeleven in negatieve zin.
+ DE DWINGENDE NOODZAAK VAN MAÇONNIEK ONDERRICHT EN VORMING
—> ‘Onderricht’ (= als het ware ‘maçonniek onderwijs’ maar dan geen ex cathedra onderricht maar een pedagogisch onderbouwd onderricht waarin dialoog, zelfstudie en actieve leersituaties worden gecreëerd) en ‘vorming’ (= een nog veel dynamischer en complexer proces waarbij de ingewijde participeert in een groeiproces dat haar of hem introduceert in een specifieke maçonnieke ingesteldheid: men zou kunnen spreken van maçonnieke attitudevorming) zijn weliswaar twee van elkaar te onderscheiden processen maar in de praktijk gaan zij hand in hand. De ene component blijft onvolledig zonder de andere. Samen genomen beogen zij een totaalproces op het niveau van persoonlijkheidsvorming van de leden.
—> Het is verontrustend vast te stellen dat in vele loges maçonniek onderricht niet de aandacht krijgt die het nodig heeft. Dat is – zéker op langere termijn beschouwd – absoluut niet zonder risico’s. Het is te vergelijken met het trachten te spreken van een taal zonder er de woordenschat noch de grammatica van te kennen. Het resultaat is dat de betrokkene blijft brabbelen en stotteren maar in feite de taal en haar specifieke rijkdom niet beheerst. In een volgend stadium in het ontwikkelingscurriculum van zulke loges ontstaat bij haar leden het onvermogen om de inwijdingsarbeid aan nieuwe generaties door te geven bij gebrek aan elementaire kennis. Het enige wat overblijft is het betekenisloos kopiëren van handelingen, rituaalteksten, gezegden. Bovendien is er na verloop van tijd niemand meer die de essentie kent. “Laten we onze rituelen en de bijhorende rituaalteksten ‘moderniseren’ en schrappen wat niet essentieel is.” groeit dan als gedachte. Dat is helaas de snelste weg naar een haast onvermijdelijke devaluatie van maçonnieke arbeid. ‘Moderniseren’ – ‘actualiseren’ zou een betere naamkeuze zijn – kan, maar daar is heel veel kennis van maçonnerie en grondig inzicht voor nodig.
—> Het aspect van ‘maçonnieke vorming’ vergt inderdaad diepgaande kennis van zaken. Hier gaat het om ‘attitudevorming’: de ingewijde kent niet enkel de grammatica en de woordenschat maar wordt ook ‘bewogen’ door haar of zijn ‘betrokkenheid’. Lectuur, bezoeken aan andere loges van o.m. andere maçonnieke ‘culturen’, het uitbreken uit de ‘beschränkung’ van de lokale logegemeenschap, de participatie aan een zo breed mogelijke waaier van maçonnieke en paramaçonnieke activiteiten, studie- en ontmoetingsdagen, lezingencycli, enzovoort zijn ingrediënten van zo’n ontwikkeling. Zonder dit, blijft de ingewijde maar een schraal ‘lid van’ : zij of hij blijft hangen in de buitenste schil zonder door te dringen tot de wezenlijke kern. Het traject van leerling naar meester-vrijmetselaar wordt zo eerder een soort vlakke loopbaan dan een inhoudelijk groeiproces. Uit een enquête die ik destijds voerde met een aantal maçonnieke ervaringsdeskundigen met een behoorlijke staat van dienst en een scherp inzicht, kwam naar voren dat zij de inschatting maakten dat maximaal 25 % van de huidige vrijmetselaren ‘ingewijden in de volle betekenis van het woord’ zijn en de overige 75 % zijn hooguit leden van vrijmetselaarsverenigingen. En dan heb ik bovenstaande percentages nog naar boven afgerond om het voordeel van de twijfel te geven…
+ DE SPOELING VERDUNT ZICH MET EEN BEANGSTIGENDE SNELHEID
—> Mijn grootste bezorgdheid gaat vooral over een bredere, kwaliteits-bedreigende ’trend’, althans zoals ik die – helaas, driewerf helaas – in het Vlaamse maçonnieke landschap in toenemende mate meen te zien opduiken. Ik heb het dan over de beangstigend ondermaatse wijze waarop alles her en der wordt ingevuld o.m. als gevolg van onzorgvuldige (gebrek aan individueel en collectieve voorbereide) inwijdingen, egotripperij al dan niet gecombineerd met een overdosis geldingsdrang evenals de sluipende ondermijning door mank lopend maçonniek onderricht en vorming. Het kwaliteitsprofiel van té veel loges gaat hieronder soms zwaar gebukt want dit brengt een uit zichzelf steeds maar versnellende neerwaartse spiraal op gang. Het inwijdingsgenootschap vervelt er op die manier tot een sociaal netwerk met een hoog ‘ons kent ons’-gehalte en bijhorende simplismen, vooroordelen, stereotypen en – hoe kan het ook anders – vormen van interne discriminatie.
—> De combinatie van een onzorgvuldig (lees gerust: amateuristisch) begeleid instroomproces en het al te dikwijls ontbreken van een onderbouwde visie op maçonniek onderricht en vorming, brengen inderdaad deze gevaarlijke spiraal op gang. De risico’s van dit gecombineerd falen heeft als gevolg dat de ‘maçonnieke spoeling’ alsmaar dunner wordt. Er komt immers een moment waarop deze zwakke schakels gevraagd wordt het roer van hun loge over te nemen of hierbij spilfuncties in te vullen. Hoe kunnen zij een diepgang inzake logewerking geven als zij zelf niet deze vereiste diepgang hebben opgebouwd?
—> Het zich tooien met een schootsvel en witte handschoenen maakt van de drager ervan lang nog geen ‘vrijmetselaar’ of ‘weefster’. Een tempelachtige setting leidt evenmin automatisch tot kwalitatieve maçonnieke arbeid. Je zou in die gevallen kunnen spreken van een ‘profanering’ van maçonnieke arbeid waardoor de kennis van het aanvankelijke concept en zijn specifieke dynamiek alsmaar meer en meer uitgehold geraakt.
—> Een grote bedreiging met betrekking tot ‘uitholling’ in deze tijd schuilt volgens mij ook in de zelfverheerlijking die binnen de tempelmuren van sommige loges heerst. De afscherming van de ‘buitenwereld’, het euforisch welbehagen zoals dat binnen een besloten groep gelijkgestemden ontstaat, de wereldwijde vertakking van diverse logeculturen, de snelheid waarmee een ‘ons kent ons’ gevoel ontstaat bij bezoeken her en der, brengen zusters en broeders dicht bij een soort ‘collectieve bedrijfsblindheid’ die steeds weer opnieuw als een welgemikt dopamineshot door hen raast. Daardoor vernauwt hun blik zich tot de beperkte wereld binnen de muren van de logegebouwen waardoor zij dreigen het belang van hun plaats in de buitenwereld uit het oog te verliezen. Van een ethisch project gericht op menselijke ontplooiing in groepsverband neigt alles meer in de richting van een soort consumentisme, van een lidmaatschap van een afgeschermde ‘wereld op zich’. Daarmee zeg ik absoluut niet dat er geen vormen van kwalitatieve maçonnieke arbeid bestaan, dat alle zusters en broeders zich zouden bezondigen aan de bedreigende verdunning van de idealen inzake een ethiek van het mens-zijn. Ik probeer enkel de richting te duiden van waaruit het gevaar van vervlakking, verwatering, consumentisme komt opzetten. Dat doe ik vanuit een grote bewogenheid, vanuit een sterke betrokkenheid, ja vanuit een uitgesproken liefde voor het maçonniek project. Ik ben geen maçonnieke missionaris maar zie het als een opdracht van ieder van ons om te zien wat er te zien is en om te zeggen wat er te zeggen valt waarbij op een constructieve wijze zowel het positieve als het negatieve belicht wordt.
+ BREUKLIJNEN EN VERKAVELINGEN MAKEN VAN MULTICULTUREEL REIZEN DOORHEEN HET MAÇONNIEKE LANDSCHAP EEN HEUSE HINDERNISSENLOOP
—> Het naast elkaar bestaan van verschillende maçonnieke ‘culturen’ opent het verrijkend perspectief van de diversiteit. Het kennismaken met deze dimensie binnen het bestaande maçonnieke landschap heeft een bijzonder krachtige vormende waarde. De reizende zusters of broeders ontmoeten immers ‘anderen die niet zijn zoals zijzelf’. Dat geeft haar of hem een dieper inzicht in de vele mogelijke variaties op één zelfde thema waaruit vervolgens verbondenheid en samenwerking kunnen groeien. Het ‘Center of Union’ en de ‘Universele Broederketen die de ganse Aarde omspant’, krijgen hierdoor een concrete invulling. Helaas is polarisatie blijkbaar een sterk aanwezige valkuil die ondermijnend werkt en een sterkere kracht vormt dan de wil om grenzen te overschrijden om zo ‘de ander’ de hand te kunnen reiken.
—> Kunstmatige breuklijnen worden o.m. gecreëerd door een rampzalig web van zogenaamde regulariteitsvoorschriften en vriendschapsverdragen. Wat hierbij op het eerste gezicht lijkt op ‘bescherming en regulering’ (sic!) van ‘omgang tussen leden van diverse organisatieverbanden’, wordt bij nader toezien een instrument van maçonnieke (geo)politiek, strategie en diplomatie gecombineerd met een eventuele interne controle van de ‘bewegingen’ van de aangesloten leden. Draai of keer het zoals je wil maar dit alles is uiteraard maçonnerie onwaardig. Zowel het afsluiten als het verbreken van dergelijke verdragen staat immers haaks op het concept van een universele broederketen. Waar de wensdroom van ‘Alle Menschen werden Brüder’ leidraad zou moeten zijn binnen een maçonnieke humanistische ethiek, blijkt de dagelijkse realiteit helaas met regelmaat meer weg te hebben van pragmatisme en profane machtspolitiek die het maçonnieke project zwaar hypothekeren. Exclusie wint het op inclusie, het maçonnieke landschap lijkt wel een lappendeken van kleine en grotere ‘koninkrijkjes’.
—> Het meest rigide systeem van af- en bescherming is ontegensprekelijk de door de Acts van respectievelijk 7 september 1929 en 7 september 1949 ingevoerde ‘regulariteit’ binnen de Angelsaksische vrijmetselarij. Het is vergelijkbaar met de Berlijnse muur uit de periode 1961 – 1989 die elke grensoverschrijding tussen Oost en West quasi onmogelijk maakte. Een analyse van de diverse artikelen van deze beide Acts toont duidelijk aan dat het hier in de eerste plaats om organisatiebeschermende maatregelen (= 13 van de 19 artikelen) gaat en veel minder over maçonniek inhoudelijke (= 6 van de 19 artikelen). Sommige aangesloten grootloges menen bovendien hierbij vormen van afwijkend gedrag met schorsingen of uitsluitingen te moeten sanctioneren. Zo worden zogenaamde vrije broeders als het ware ‘gevangenen’ van één systeem waardoor zij quasi afgesloten worden van de kennismaking met andere maçonnieke ‘culturen’ en bijgevolg ook van de verrijkende waarde van diversiteit. Helaas… ook niet-reguliere organisaties hebben – soms de neiging een eigen ‘regulariteit’ te ontwikkelen en hypothekeren op deze manier de essentiële keten van ontmoeting -> verbinding -> samenwerking. Het is een bizarre realiteit dat tal van inwijdingsgenootschappen in hun dagelijkse praxis vroeg of laat juist dat gedrag ontwikkelen waarvan zij in hun beginselverklaring stellen het te willen overstijgen… Het is onmogelijk een mens – bij uitbreiding dus ook de ingewijde – tot volle ontplooiing te laten evolueren indien hij afgescheiden wordt gehouden van ‘anderen die niet zijn zoals hijzelf’. De vormende waarde van het kennismaken, omgaan en de bijhorende interactie doen haar of hem het aanvankelijk groepsverband (= gezin, familie, groep, club, loge, enzovoort) overstijgen. Elke ‘gevangenschap’, elke polarisatie draait uiteindelijk nefast uit voor hemzelf als ‘universele mens’.
* * *
+ INWIJDINGSARBEID ALS WENKEND TOEKOMSTPERSPECTIEF
—> Het is mijns inziens een simplistische benadering om de initiatieke arbeid als achterhaald te beschouwen. De initiatieke methode staat in wezen buiten de tijd en heeft wel degelijk een constructieve waarde voor de hedendaagse mens. Wat wel noodzakelijk is, is dat vrijmetselarij en weefsterarbeid bereid zijn een grondige en vooral deskundige analyse te maken van hun huidige werking en bereid zijn deze opnieuw te ijken, te actualiseren. Het haast blindelings kopiëren en star vasthouden aan historische modellen en dito geplogenheden, leidt tot steriliteit en dat biedt weinig perspectief voor de zoekende burger anno 2025 die geen behoefte heeft aan een folkloristisch vertoon maar verlangt naar een ‘wenkend’ perspectief. Een herijking dient de initiatieke cyclus te valoriseren, te actualiseren en uit te diepen zodat het ‘meer mens zijn’ zijn vruchten draagt in de maatschappelijke context. De maçonnieke methode kan zingeving naar een praxis brengen die actueel is, zeker in het hedendaags tijdsgewricht dat ‘de mens in zijn wereld’ zwaar op de proef stelt.
+ EEN DWINGENDE NOODZAAK : OPRECHTE DWARSVERBINDINGEN
—> In de voorgaande analyse werd het groot belang van ‘verbinding’ tussen verschillende logegemeenschappen maar ook tussen hun respectieve organisatieverbanden benadrukt. Volgens mij is ‘verbinding’ tussen logegemeenschappen en hun maatschappelijke ‘buitenwereld’ ook belangrijk. Helaas… hoe belangrijk verbinding ook is als hoeksteen van maçonnieke arbeid, in de realiteit komt er te weinig van terecht: polarisatie wint het té dikwijls – en ook té gemakkelijk – van verbinding. Verbinding wordt te weinig benadrukt, laat staan systematisch beoefend. De valse lokroep van polarisatie klinkt sterker door en verkavelt zodoende ook het maçonnieke landschap. Dit treft zowel loges onderling als hun organisatieverbanden. Jammer maar helaas waar. Zoals eerder vermeld heeft de Angelsaksische vrijmetselarij met haar beide Acts uit respectievelijk 1929 en 1949 een metersdikke Berlijnse muur opgetrokken rond haar arbeid en claimt daarbij zonder verpinken de enige ware – m.a.w. de ‘reguliere’ – te zijn. De zogenaamde adogmatische vrijmetselarij kent wel enkele geïnstitutionaliseerde dwarsverbindingen zoals de ‘Gemeenschappelijke Verklaring van de (Belgische) irreguliere Obediënties van Vrijmetselaarsloges’ uit 1989, in 1992 uitgebreid tot acht ondertekenaars uit België en Frankrijk en nadien nog aangevuld met de aansluiting van de in 2006 opgerichte ‘Lithos Confederatie van Loges’ . In België is er regelmatig overleg tussen de grootmeesters van deze vier obediënties aangevuld met de voorzitter van deze Confederatie van Loges. Eerlijkheid gebiedt hier om te stellen dat naast deze vormen van (officiële) verbindingen er helaas subtiele polarisaties onderhuids verder blijven leven. En… als je een organisatie kunt toelaten, kun je ze ook uitsluiten. Zo blijft het een kat- en muisspel dat op pijnlijke wijze aantoont hoezeer theorie en praktijk uit elkaar kunnen liggen… ook bij zogenaamde ‘verheven’ genootschappen. Hetzelfde kan gesteld worden in verband met ‘vriendschapsverdragen’: ze wekken de indruk van wijd gespreide armen maar blijken bij nader toezien jammer genoeg soms ook ‘besmet’ te zijn door een strategische component.
—> Los van maçonnieke organisatieverbanden bestaan er gelukkig een aantal paramaçonnieke initiatieven die hetzij regionaal, hetzij landelijk hun actieradius ontplooien. Wanneer we Vlaanderen en Nederland bekijken, is het lijstje als volgt: ‘Ars Macionica’ (Brussel), ‘Studiekring Trigonum Coronatum’ (Antwerpen), ‘Zaterdaglezingen voor Vrijmetselaren’ (Gent), ‘Lezingen Spinoza’ (Oostkamp), ‘Athena Lezingen’ (Antwerpen), ‘Ritus en Tempelbouw’ (zetel Bilthoven, actief in Nederland en Vlaanderen), ‘De Nieuwe Lantaarn’ (zetel Bilthoven, vooral maar niet uitsluitend actief in Nederland), ‘Le Chemin’ (zetel Bilthoven, eveneens vooral maar niet uitsluitend actief in Nederland). Zij bieden – zonder enig onderscheid inzake hun maçonnieke thuishavens – ontmoetingsplatformen aan zusters en broeders uit alle maçonnieke organisatieverbanden aan. Ze staan er in de meerderheid van de gevallen ook volkomen onafhankelijk van. Vanuit mijn observatie en ervaring durf ik stellen dat deze initiatieven ook de enige zijn die een kans maken om een effectieve verbinding tussen zusters en broeders te realiseren, juist omdat zij niet gevangen zitten in een web van interne of internationale regelgeving en over het algemeen ook geen participanten zijn in strategische spelletjes die de boel uiteindelijk verknallen omdat ze verbinding eerder tegenwerken dan er protagonist van te zijn. Deze laatste rol wordt wel degelijk en vanuit een sterke innerlijke overtuiging ingevuld door de Nederlandse maçonnieke stichting ‘Ritus en Tempelbouw’ die sinds 2010 haar basis verbreed heeft van Nederland naar het ganse maçonnieke landschap van de Lage Landen, dus inclusief Vlaanderen. Maar dat niet alleen: deze maçonnieke stichting trok het register verder in de breedte open en verwelkomde ook zusters van twee andere inwijdingsordes, namelijk de ‘Orde van Weefsters. Vita Feminea Textura’ en de ‘Orde van Vrije Weefsters. Vinculum Verum’. Zo is ‘Ritus en Tempelbouw’ ijverig bezig een agora uit te bouwen waar alle ingewijden elkaar zonder het minste onderscheid en op basis van volkomen gelijkwaardigheid kunnen ontmoeten, in verbinding treden en vormen van samenwerking uitwerken. Haar maçonniek studietijdschrift ‘Thoth’ vervult met zijn brede waaier aan bijdragen van auteurs uit Nederland en Vlaanderen hierin een ondersteunende en verbindende rol. De ‘R&T-Denktank’ is eveneens een lovenswaardig initiatief: deze maçonnieke denktank richt jaarlijks zowel in Nederland als in Vlaanderen ‘Ambulante Ateliers’ in die ‘out of the box’ en ‘into life and society’ activiteiten ontplooien. De belangrijkste vaardigheid die ‘Ritus en Tempelbouw’ zich bij dit alles goed voor ogen dient te houden betreft de combinatie van het DNA van respectievelijk de Nederlandse met de Vlaamse maçonnieke cultuur. Zij leggen elk andere klemtonen maar hebben ook een andere voorgeschiedenis. Daar is op zichzelf absoluut niks mis mee maar een stichting die bruggen wil (blijven) slaan in het maçonnieke landschap van de Lage Landen moet daar bestendig oog en oor voor hebben, zo niet loopt het mis. Vanuit een wederzijds respect voor elkaar, is en blijft het steeds weer opnieuw een empathisch zoeken naar de meest passende grootste gemene deler. Dat is dé conditio sine qua non!
+ EEN WENKEND PERSPECTIEF : DE AUTONOME GEMENGDE LOGE
—> Ik heb voldoende organisatieleer en leiderschapsstijlen bestudeerd om erg op mijn hoede te zijn voor mechanismen die binnen organisaties – van welke aard ook – geleidelijk ontstaan, stilaan maar zeker hun weg zoeken om zich uiteindelijk binnen de betrokken organisatie te installeren: (over)regulering, subgroepen en frontvorming, invloed- en machtsstreven, manipulatie, hiërarchisering, functie-innesteling, autocratisch versus verbindend leiderschap, enzovoort. Zeldzaam zijn de organisaties die dynamische modellen hanteren om te verhinderen dat dergelijke negatieve ontwikkelingen ook bij hen hun intrede doen. Dat vergt niet enkel een ingebouwde controle, evaluatie en bijsturing maar het gaat ook uit van een mentaliteit, een attitude bij leiding, kader en basis die er op gericht is het ontstaan en de groei van contraproductieve processen permanent te evalueren, te remediëren en op te volgen. Bovendien is er geen enkele reden om aan te nemen dat uitgerekend maçonnieke organisaties buiten een dergelijke ontwikkelingen zouden vallen. Niets is minder waar: de ’traditionele’ en meestal autocratisch geleide maçonnieke organisatie staat in deze volkomen gelijk aan haar profane evenknie. Bovendien betekent dit jammer genoeg een verkeken kans om zich niet zozeer door een profane aanpak te laten inspireren maar wel door maçonnieke ethiek. Sommige maçonnieke organisatieverbanden zijn voor het overgrote deel gebouwd op profane principes, inclusief controle, sanctionering, rechtspraak met bijhorende beroepsmogelijkheden…
—> In de voorbije 45 jaren heb ik een vrij degelijk inzicht gekregen in het dagelijks functioneren van maçonnieke organisatieverbanden, waardoor ik een behoorlijk voorbehoud maak ten opzichte van veranderingsprocessen van binnen uit. Anderzijds heb ik ook ruimschoots kunnen vaststellen dat veranderingsbewegingen nooit heel lang hebben kunnen overleven binnen de (over)heersende organisatiecultuur. Zo verging het met ‘Het Réveil’, een Nederlandse actualiseringsbeweging uitgaande van de Amsterdamse loge ‘Concordia Vincit Animos’ (arbeidend onder het ‘Grootoosten der Nederlanden’) in de jaren 1960-1963. Zo verging het recent – meer dan 80 jaar na de pogingen van ‘Het Réveil’ – met de voorstellen inzake het opnemen van vrouwen in loges van het ‘Grootoosten der Nederlanden’ – uitgaande van een aantal broeders van loge ‘Het Roosvenster’ uit Lelystad in juni 2024. De bestuurlijke reactie kwam er op neer dat de betrokkenen de vrije keuze hadden elders te vinden wat binnen de Angelsaksische vrijmetselarij onder geen beding verwezenlijkbaar was: “Als het je hier niet bevalt, pak in en vertrek!” luidde de vastberaden stem van en grootmeester. In Vlaanderen was eenzelfde patroon te zien toen loges van de ‘Grootloge van België’ op diverse momenten en plaatsen probeerden het exclusief masculiene karakter van hun obediëntie te doorbreken. Het ‘Grootoosten van België’ koos er dan weer voor de geit en de kool te sparen en nam in februari 2020 een organisatiestructuur aan waarbij masculiene, feminiene en gemengde loges hun plaats krijgen binnen de bestaande obediëntie. Een (strategische?) poging om de tijdsgeest bij te blijven maar toch tezelfdertijd om het overwegend groot aantal voorstaanders van een masculien GOB niet al te zeer voor het hoofd te stoten. Maar goed ook want een aantal GOB-loges stond klaar om te vertrekken om ofwel het gemengde ‘Le Droit Humain’, ofwel ‘Lithos Confederatie van Loges’ te vervoegen. Een dergelijke numerieke ‘aderlating’ wou het GOB zichzelf niet aandoen, wat best te begrijpen valt als je weet dat het GOB het Belgisch maçonniek ‘marktleiderschap’ koestert. Ook op logeniveau maken initiatieven inzake vernieuwing en actualisering soms bitter weinig kans omdat ook hier tal van bewakingsmechanismen (bijvoorbeeld als een ‘raad van gewezen achtbare meesters’) in actie treden om de bestaande gang van zaken te beschermen.
—> Dit brengt ons bij het fundamenteel spanningsveld tussen enerzijds vrijheid en de hiervoor noodzakelijke autonomie, anderzijds de behoefte aan regulering en controle. Het is een goede zaak er rekening mee te houden dat een organisatie ook een eigen ontwikkelingsverloop kent. Een meerderheid kiest voor vrijheid en autonomie maar op het ogenblik dat deze diversiteit als ‘chaos’ wordt gepercipieerd, duikt ‘regulering’ bliksemsnel op als ordenende methodiek. Eerst voorzichtig en eerder op deelgebieden gericht, nadien versnellend en alles hoe langer hoe meer aantastend. Zo tuimelen vrijheid en autonomie in de valkuil van regulering en controle. Sanctionering beklimt de uitkijktoren en maakt zich op om in te grijpen. Zowel als grenswachters (“Héla, maar die komt er bij ons niet in!”) als onder de gedaante van inspecteurs en maçonnieke rechters. Zuurstofgebrek manifesteert zich, het leefklimaat wordt benauwder…
—> De zogenaamd adogmatische Belgische vrijmetselarij heeft het zeer moeilijk om uitgerekend het begrip ‘adogmatisme’ helder te formuleren, misschien omdat er juist zoveel betekenissen en interpretaties aan het concept ‘adogmatisch’ kunnen gegeven worden. Het is volgens mij beter die strakke en verwarrende terminologie terzijde te laten en te opteren voor een dynamiek van ‘diversiteit en inclusie’ omdat dit veel meer het ‘wenken van een toekomstperspectief’ aangeeft. De benaming ‘adogmatisch’ is al even polariserend als de Angelsaksische ‘regulariteit’ en straalt mijns inziens te veel de verwijzing naar een denken in ‘categorieën’ uit. Waarom oude denkpatronen alsmaar blijven hanteren en telkens opnieuw vastlopen in eindeloos platgetreden paden? Geef inwijdingsarbeid nu toch eens eindelijk een fris en hedendaags gelaat! De kans ligt voor het grijpen maar ze wordt nauwelijks benut: men kijkt veel te veel in de achteruitkijkspiegel terwijl een wenkend perspectief juist door de voorruit te zien is! Bovendien waarschuw ik met regelmaat: “Onderschat het dogmatisme van adogmatici niet!”
—> In de Lage Landen zagen twee initiatieven het licht die van bij hun oprichting bewust trachtten een ander parcours te bewandelen. In België werd in 2006 ‘Lithos Confederatie van Loges’ opgericht en in Nederland ontstak de autonome gemengde loge ‘Ziggurat’ in 2013 in Den Haag haar lichten. Beide initiatieven mochten al vanaf hun oprichting rekenen op een negatieve framing evenals reacties van afkeuring en misprijzen vanuit de andere obediënties maar de Lithos CL-adepten volhardden in de missie die zij zichzelf hadden toebedeeld, ook al werden daarbij toegevingen gedaan die het eigen DNA van deze jonge confederatie hypothekeerden. De reeds actieve Belgische obediënties (GOB, LDH-BE, GLB en VGLB) stonden immers niet te juichen met de nieuwkomer ‘Lithos Confederatie van Loges’ en hebben er heel wat aan gedaan om de jonge confederatie zoveel als mogelijk te kneden naar eigen obediëntieel model. Het ‘Grootoosten van België’ maakte als oudste en grootste obediëntie daarbij gebruik van haar ‘marktoverwicht’ om hierin het hoge woord te voeren, soms met weinig of geheel zonder ruggespraak met de andere Belgische obediënties (BeF-LDH, GLB en VGLB). Het ‘Grootoosten van Luxemburg’ met zijn drie Belgische loges was de enige die ‘Lithos Confederatie van Loges’ steunde. Hier ligt ongetwijfeld een mooi onderzoeksproject voor een maçonnieke sociale wetenschapper om dit eens ten gronde uit te spitten: wie argeloos gelooft dat maçonnerie enerzijds, politicologie, strategie, diplomatie, sociale psychologie en organisatieleer anderzijds niets met elkaar te maken hebben, zou daaruit ongetwijfeld veel kunnen bijleren. Laten we onszelf niets wijsmaken: hoe verheven de doelstellingen ook mogen geformuleerd zijn, hoe kwaliteitsvol rituaalteksten ook op punt zijn gezet, als organisatieverband ontsnappen onze inwijdingsgenootschappen niet aan wetmatigheden en functioneringskrachten die ‘organisaties’ in het algemeen zouden overstijgen. ‘Lithos Confederatie van Loges’ is inmiddels uitgegroeid tot een organisatie met 42 autonome loges in een evenwichtige landelijk spreiding en bijna 2.000 leden.
—> Maar… dit succesverhaal staat momenteel – zonder dat de leden er ten volle rekenschap van hebben – aan de rand van de zojuist beschreven valkuil van vrijheid versus regelgeving. Om meer vat te hebben – maar waardoor de beginselen van vrijheid en autonomie ingeperkt gaan worden – op de instroom van nieuwe aanvragen, is een groep van mening dat het gewenste profiel duidelijker moet gedefinieerd worden in statutaire, reglementaire teksten en procedures. Hier zit nu uitgerekend een gevaarlijke knoop: het spanningsveld tussen ‘vrijheid’ en ‘regulering’ is complex, maar toch zijn er invalshoeken die deze thematiek constructief benaderen. Eén van de oudste en bloeiendste (meer dan 300 leden en een zéér hoog maçonniek kwaliteitsprofiel) kapittels van België ‘La Parfaite Union’ heeft sinds haar oprichting op 2 maart 1807 – dat is nota bene meer dan 200 jaar geleden – nooit een reglement gehad! Een uitzwerming ervan – het kapittel ‘Frères de Pensée Libre’ in Tournai – evenmin. Wat ‘Lithos Confederatie van Loges’ betreft gaan de aanhangers van verdere reglementering de richting uit van een vorm van ‘identiteitsconformiteit’ – een richting waar exclusie en aansluitende denkpatronen zich gaarne in zullen nestelen – in plaats van – gedurfd, zéker in deze tijden van polarisatie – voor inclusieve diversiteit te opteren. Dat zou bijzonder, maar dan ook bijzonder jammer zijn want binnen de Belgische vrijmetselarij is ‘Lithos Confederatie van Loges’ mijns inziens het enige wenkende toekomstperspectief dat zich aandient: grijp deze unieke kans en laat ze u niet ontglippen! Deze ‘confederatie’ is immers gebouwd op een interactiemodel dat gebaseerd is op een veelheid van culturen, rites en invalshoeken die bijzonder verrijkend kan zijn. Het té veel en té voortdurend bezig zijn met reglementen werkt niet enkel verstikkend maar gaat ten koste van de tijd die nodig is om de zo noodzakelijke interactie te voeden, om de ontmoeting binnen deze diversiteit te bevorderen. Antoine de Saint-Exupérie omschreef het prachtig met zijn bekende uitspraak “Als u van mij verschilt, mijn broeder, schaadt u mij niet, integendeel u verrijkt mij”. Als het mij te doen stond zou ik krachtdadig opteren voor diversiteit, openheid, inclusie en verbinding want uitgerekend daarin zit voor ‘Lithos Confederatie van Loges’ de ‘wenkende’ dimensie van haar toekomstperspectief. Van al het overige hebben we al ruimschoots genoeg gehad, meer zelfs: we hebben er ons van afgekeerd. Terecht, me dunkt. Maar… “Let op want ook adogmatici neigen in hun ijver met oogkleppen op een eigen dogmatiek, een eigen regulariteit te ontwikkelen” reik ik al eens ter overweging aan… Ik laat het hier bij deze drie puntjes: het vervolg van dit verhaal wordt immers – zoals het hoort – door de algemene vergadering van ‘Lithos Confederatie van Loges’ zelf geschreven. In elk geval vormen dit soort mechanismen en fenomenen een uitermate interessant onderzoeksgebied voor maçonnieke sociologen en organisatiedeskundigen.
—> Het Haagse ‘Ziggurat’ volgt dan weer kordaat en consequent het eigen vooropgesteld traject. Dat is iets eenvoudiger omdat het hier om één loge gaat en dus over een kleiner aantal betrokkenen handelt: de gedachtewisseling is directer. De eindeloze discussies elders over het al dan niet opnemen van vrouwen werd hier snel beslecht: een maçonnieke loge opgericht in de 21ste eeuw kon en zou niet anders dan gemengd zijn: punt, einde discussie. Wat elders decennia lang een discussiepunt is en de basis van een eindeloos getouwtrek was, werd door de oprichters van ‘Ziggurat’ van bij de start met één pennentrek beslist. Gelijk hebben zij. Hoe is het mogelijk in deze tijd nog eindeloze discussies te houden over het opnemen van nieuwe zusters of het toelaten van bezoekende zusters? Deze elementaire diversiteit maakt een loge niet beter, ze maakt de loge pas echt volmaakt! ‘Ziggurat’ heeft altijd haar autonomie hoog in het vaandel gevoerd, goed wetende dat dit haar leven niet eenvoudiger zou maken. Een idee om samen met twee andere Nederlandse loges een soort minikoepel in het leven te roepen, werd uiteindelijk niet weerhouden. Teveel gedoe om een relatief beperkte meerwaarde. Ook de ogenschijnlijk aantrekkelijke gedachte om toe te treden tot het Belgische ‘Lithos Confederatie van Loges’ (dat reeds buitenlandse loges onder haar leden heeft) werd finaal door ‘Ziggurat’ ingetrokken omdat men de ontmoeting tussen leden van verschillende levensbeschouwingen niet wilde onmogelijk maken door een té scherpe aflijning van de terminologie ‘adogmatisch’ die binnen ‘Lithos Confederatie van Loges’ opgang maakt. Een van de medeoprichters van ‘Ziggurat’ formuleerde hun standpunt glashelder: ” De loge ‘Ziggurat’ heeft er ondubbelzinnig voor gekozen de noodzakelijke ruimte te geven voor meerdere perspectieven en haar leden een intrinsieke nieuwsgierigheid naar en belangstelling voor elkaar als de mensen die zij zijn, te gunnen.” Dit is naar mijn gevoel voor de volle 100 % duidelijke maçonnieke taal! Bovendien is het een belangrijk aandeel in mijn motivering om als Vlaams buitenlid ‘ZIGGURAT’ blijvend te steunen.
* * *
BESLUIT
Na 45 jaar lidmaatschap van onze orde hou ik steevast aan mijn uitspraak “Vrijmetselarij is een prachtig en krachtig menselijk project maar in mensenhanden gegeven, wordt het jammer genoeg té dikwijls een zootje”. Deze kritische visie wil absoluut geen negatieve eindconclusie zijn maar wel een realistische observatie van een geduldig en bewogen lid van onze orde. Mijn ‘inslaapstelling op eigen verzoek’ van 17 november 2024 is dan ook niet te interpreteren als een zich afwenden van, wel van het stellen van andere prioriteiten die zich bij mij als kandidaat 80-jarige opdringen. Mijn levenstijd begint te korten en er rest mij nog wel een en ander te doen.
Om kort te zijn: zusters en broeders slaan al te gaarne een euforisch traject in waarbij deze euforie hen dikwijls verhindert om stil te staan bij een realistische kijk op de hedendaagse inwijdingsgenootschappen, in casu vrijmetselarij en weefsterarbeid. Dat realisme is juist broodnodig om een correcte koers voor de toekomst uit te stippelen. Loges die sterk in een overkoepelende structuur gevat zitten, kunnen hier weinig of niets aan doen. Als het inzicht en de wil er niet is bij de landelijke leiding, blijft men naar de eigen navel staren en wordt het maçonnieke credo gekortwiekt in zijn uitvoering. Er wordt veel te weinig fundamenteel nagedacht over “Waar staan wij?”, “Wat kan een streefdoel zijn?”, “Hoe en in hoever moeten wij het initiatiek concept niet hertalen binnen de hedendaagse tijd?” en “Wat staat ons te doen om accuraat van vandaag naar morgen te evolueren?”. In tafelredes en van op redenaarsstalles wordt al te dikwijls gegoocheld met grote woorden en dure eden. Zusters en broeders, wij blijven al te zeer op eigen borst kloppen, blakend van zelfvoldaanheid. Reflectie, zelfevaluatie, kritisch maar visionair denkwerk blijven zeldzaam en vinden bitter weinig implementering. Sorry, daar valt geen échte toekomst mee op te bouwen want de wind vervoert noch een fata morgana, noch een luchtbel.
Handelend optreden is aan u voorbehouden. Als kandidaat 80-jarige beperk ik mij tot een bescheiden rol als ervaringsdeskundige, als onafhankelijk onderzoeker, als analist, als beschouwer. Voor het scheppen van een verfrissend en wenkend toekomstperspectief doe ik een beroep op jongere, aantredende generaties. Hen wens ik vanuit mijn hart…
“Gunstige wind en behouden vaart!”
Hugo DE CNODDER, Brugge 1 februari 2025.