IK VERLAAT DE AUTOSTRADES VAN DE VRIJMETSELARIJ

“Ik heb de autostrades van de vrijmetselarij verlaten en ben een uitnodigende veldwegel ingeslagen. Ik vlei mij in de berm tussen de bloemen…”

Deze metafoor geeft de ambivalentie van het gevoel weer dat mij na 41 jaar lidmaatschap van onze orde beheerst. Zij synthetiseert bovendien de studie- en reflectiearbeid waarmee ik mij sinds 2014 geconcentreerd heb op twee inwijdingsgenootschappen die in de Lage Landen actief zijn, vrijmetselarij en weefsterarbeid. Zij combineert mijn betrokkenheid en bewogenheid bij dit emancipatorisch project enerzijds met mijn ontgoocheling over wat mensenhanden er na enkele eeuwen van terecht hebben gebracht, anderzijds met mijn woede over de diverse kapingen die werden uitgevoerd om – zeker vrijmetselarij – te instrumentaliseren voor doeleinden waarvoor zij absoluut niet dient. Zij verbergt mijn huiver voor organisaties en ego’s niet maar brengt liever een ode aan de vrijheid van broeders en zusters en hun loges om een eigen traject uit te zetten. Zij fleurt op bij de ontroerende eenvoud van waar het om gaat: in groepsverband mensen proberen meer mens en medemens te laten worden…

Het zou dom zijn een maçonniek testament te ontsieren door er een grieventrommel van te maken en hier en daar een trap na te geven. Veel verstandiger is het wijlen Leo Apostel aan het woord te laten: “Gedurende mijn levensloop als lid van de orde heb ik geschommeld tussen enthousiasme, wanhoop en onverschilligheid. Momenteel geloof ik (nog steeds dankbaar voor de ‘ontmoetingen’ die de vrijmetselaarsorde voor mij heeft mogelijk gemaakt en voor toekomstige generaties zal mogelijk maken) dat een krachtige aanpak nodig is om te verhinderen dat de orde ten onder gaat aan spirituele onverschilligheid van haar leden, het gering engagement, de uiterste moeilijkheidsgraad van haar utopische opdracht en de kleinzielige ruzies uitgelokt door maçonnieke kwezels.” (1984). Of zoals mijn vroegere klasgenoot Ronald Commers het uitdrukt: “Laten we zoals Falk duidelijk trachten te blijven met onszelf. /…/ De afkomst én de bestemming van de vrijmetselarij – waarover wij ons hoofd blijven breken – zijn eenvoudig en oprecht: mensen van goede wil die niet kunnen bogen op adellijke genealogieën, die de gerechtigheid toegewijd zijn, en die het militantisme en het obscurantisme bestrijden in zichzelf en in de wereld. Zelfs wanneer de vrijmetselarij op het einde van de 21ste eeuw niet meer zou bestaan omdat zij zal bezweken zijn onder de tweezijdige furie van militantisme en obscurantisme, dan nog zullen de zeven kaarsen op de kandelaar van het verstand, van de sensibiliteit en van de goede smaak, zijn blijven branden. Blijven branden om te getuigen van het licht dat schijnt in de duisternis van dweepzucht en zelfvoldaanheid.” (2012). Ik onderschrijf zonder voorbehoud hun verwijzing naar het blijvend en wenkend perspectief en plaats uit volle overtuiging mijn handtekening onder volgende 35 jaar oude alinea van Leo Apostel: “Alhoewel de vrijmetselarij bijna dood is (vrees ik), en in de ban van de gerontocratie (macht in handen van de ouderen) of van een onrealistische progressiviteit, geloof ik dat ik nog eens met Lessings ‘Ernst und Falk’ kan besluiten. Elke versnipperde samenleving zal, als reactie tegen haar eigen ontbinding, iets voortbrengen dat, gebruik makend van dezelfde of andere mythen en symbolen, op een of andere wijze een maçonnieke orde is.” (1984)

* * *

“Ik heb de autostrades van de vrijmetselarij verlaten en ben een uitnodigende veldwegel ingeslagen. Ik vlei mij in de berm tussen de bloemen…”

Daarover gaat het op de studie- en ontmoetingsdagen waarvoor wij sinds 2013 het initiatief namen. De veldwegel en de bloemen. Het wenkend perspectief. De inwijding als appel. De begeestering van de beleving. Over vrijheid als noodzaak. Over vooruitgang die slechts mogelijk wordt door relevantieen bereidheid tot vernieuwing en verfrissing. Maar ook over de noodzakelijke verbondenheid van onze tempels in honderden oostens en de hen omringende westens…

Niet over punten en komma’s, toeters en bellen, regalia en titulatuur, reglementen en rechtbanken, vermeende regulariteit en verdoemde irregulariteit. Niet over ego’s en kwezels maar over zusters én broeders, over ingewijden zoals u en ik. Over mensen van bloed, zweet en tranen gekenmerkt door hoop, verwachting en inzet. Ik word zenuwachtig van het niet te stoppen organisatorische gewriemel van verstikkende bodembedekkers die alsmaar uitleggen wat niet kan in plaats van paden naar morgen te hakken in dit oerwoud vol valkuilen en fata morgana’s. Weg met de onzin die versluiert, versmacht, doodt. Weg met grenzen en scheidingslijnen, met mistige antichambres en ondoorzichtige agenda’s. Weg met dweepzucht en zelfvoldaanheid, dixit Commers in 2012. Laten we liever hier en samen een ode aan de ‘bevrijding’ van vrijmetselarij componeren!

* * *

Leve de veldwegels doorheen het maçonnieke landschap met zijn betovering aan vergezichten, aan verrassende plekjes. Met de verrijkende ontmoetingen met duizenden reisgenoten, de bloemen die het boeket zo uniek maken. Met pleisterplaatsen waar mensen elkaar ongehinderd kunnen ontmoeten.

De ONTMOETINGSDAGEN R&T-STC zijn stapstenen in een hopelijk nog lange reeks vergelijkbare initiatieven. Wat in Antwerpen in 2013 begon als ODE AAN DE BROEDERLIJKHEID baande zich een eigen weg van Leeuwarden tot Kortrijk, van Brielle tot Maaseik, hindernissen trotserend, broeders en zusters, vrijmetselaren en weefsters verenigend. Een steeds krachtiger wordend geluid gedragen door een team van broeders en zusters waarin ieder elkaars gelijke is. Vandaar dat hier geen namen genoemd worden. Als het al om ‘iemand’ zou gaan, dan is dat de broeder of zuster die hier nog niet is, niet kon zijn…

Cultureel antropoloog en lid van de Raad van Advies van Ritus en Tempelbouw, Rik Pinxten formuleerde vorig jaar in een THOTH-artikel ‘Het Center of Union als werkwoord’ een vernieuwend uitgangspunt: “Ik denk namelijk dat we voor de eerste keer in de geschiedenis van de mensheid nagenoeg verplicht zijn om mondiaal te denken, dat wil zeggen om op een verstandige en niet voorin-genomen manier met de enorme diversiteit in de mensheid rekening te houden.” (2020). Ik voeg daar aan toe: idem dito met de maçonnieke diversiteit. Het is al te gek maçonnieke organisaties zichzelf de hemel te horen in prijzen als zouden zij de énige, de échte en dé ware vrijmetselarij ‘worldwide’ zijn. Dat doen kerken in hun missioneringsdrang ook. Rik Pinxten vervolgt: “De Center of Union-idee van de vrijmetselarij kan in dat kader een zinvolle bijdrage zijn aan de toekomst van de mensheid, mits ze gezien wordt als een oefening in het zoeken naar vereniging, en niet als het vinden van de enige oplossing zoals wij in een besloten kringetje ze in huis zouden hebben en die als ‘eenheid’ aan anderen voor te houden. /…/ Een basismechanisme dat de verbinding mogelijk maakt, en ook een rituele vorm geeft aan het begrip Center of Union, lijkt me, is de Broederketen. /…/ Naarmate de Broederketen in de loop van jaren met veel verschillende particuliere groepen kan beleefd worden, is het gevoel van universele Broederketen vermoedelijk meer of duidelijker een weg in plaats van enkel een abstract symbool.” (2020) Dit kan voor de verdere ontwikkeling van vrijmetselarij, voor haar ‘bevrijding’ een vernieuwend perspectief inhouden.

* * *

“Elke versnipperde samenleving zal, als reactie tegen haar eigen ontbinding, iets voortbrengen dat, gebruik makend van dezelfde of andere mythen en symbolen, op een of andere wijze een maçonnieke orde is.” (1984)

De scheuten staan te wachten. Net onder de grond, sommigen nog aarzelend juist erboven. U moet het verband zien. Willen zien. Wie met de neus tegen de etalageruit gedrukt staan, ziet niet goed wat er allemaal te koop is in deze winkel. De kritische beweging van de jaren ’60 heeft niet enkel het gezag in vraag gesteld maar ook de gelijkwaardigheid van mannen én vrouwen op de agenda gezet. Heeft terecht aandacht opgeëist voor de maatschappelijke context. Zowel buiten als binnen vrijmetselarij en weefsterarbeid. Evoluties hebben hun tijd nodig. Het ontstaan van jonge bewegingen – loges zowel als organisaties – ging niet van een leien dak. Struikelstenen en excommunicaties zijn de vrijmetselarij sinds haar ontstaan ruim bekend. “Nie pleuje” zeggen de Gentenaars. “Nooit plooien!” voeg ik er gaarne aan toe.

Zusters en broeders, vrijmetselaren en weefsters, THOTH-hoofdredacteur Willem Verstraaten heeft het mij ooit op het hart gedrukt: “Broeder Hugo, er is dringend nood aan vernieuwende maçonnieke passie.” Gelijk heeft hij! “Hoe mooi is het zo af en toe weer eens te voelen dat vrijmetselarij iets van echt menselijk belang inhoudt, buiten plechtstatelijkheid, regulariteit en ceremonialisme om. Daar blijven we het voor doen.” (2020) schreef hij recent in zijn inleidend cursief onder de niet mis te verstane titel “Van clubfauteuil tot frontloge”.

Dat is de opdracht van vandaag. Zusters en broeders, het is ‘onze’ opdracht. Waarna we ons wijd verspreiden naar onze tientallen loges en hun honderden medebroeders en -zusters om er getuigenis af te leggen van de maçonnieke passie die ons gegrepen heeft en die net zoals de kaarsen van Ronald Commers “blijven branden om te getuigen van het licht dat schijnt in de duisternis van dweepzucht en zelfvoldaanheid.” (2012)

De kracht van een boeket zit in de combinatie en de diversiteit van zijn bloemen, niet in het touwtje rond de stengels. Noch minder in het verpakkingscellofaan. Laat staan in de elegante strik met het kleefetiket van de bloemenverkoper.

Hugo De Cnodder, lid van de Brugse loge ‘VÁCLAV HAVEL’ arbeidend onder LITHOS Confederatie van Loges, 1 maart 2021